Door Paula Janssen
Op 9 oktober 2020 heeft de regering van Curaçao opnieuw de gelegenheid (de vierde keer) om in het belang van het welzijn van de burgers en de toekomstige generaties, terug te komen op het door haar op 10 juli 2020 binnen de Rijksministerraad (RMR) afgewezen voorstel van Nederland.
In dit opiniestuk betoog ik dat de regering van Curaçao in de aanstaande RMR het voorstel agendeert en alsnog met het voorstel instemt, ondanks afwijzend advies van de Raad van Advies, alsook de Staten. In die adviezen is het welzijn van de burgers en de toekomstige generaties mijns inziens onvoldoende doorklinkend, zoals hierna zal worden betoogd. Dit, terwijl de regering tot op heden geen andere en geen betere oplossing heeft voor de toekomst van de burgers die zij dient. Begrijp het goed: met de verstrekte leningen door Nederland is sinds maart 2020 een staatsbankroet op zeer korte termijn voorkomen, maar staat dit aanstaande te gebeuren. autonoom

Achtergrond: het financiële beheer
Bij het aangaan van de nieuwe staatkundige verhouding binnen het Koninkrijk is afgesproken dat Nederland een oplossing zou bieden voor de schuldenproblematiek van Curaçao. Daar stond tegenover dat ter voorkoming van nieuwe financiële problemen (waaronder het ongelimiteerd geld lenen onder de Nederlandse Antillen) gezamenlijk afspraken werden gemaakt over een deugdelijk begrotingsbeleid, het op orde brengen van het financieel beheer en een effectief financieel toezicht. De afspraken hebben geleid tot de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten (Rft) waaruit het bestaan van het College financieel toezicht (Cft) volgt en ook de financiële normen waaraan Curaçao moet voldoen. Tevens is daarbij gesteld dat de gezonde startpositie sinds de schuldsanering ten minste in stand moet blijven.
Gelet op de autonomie van Curaçao zijn toen afspraken gemaakt over een aanpak die uitgaat van de eigen inzet van de begrotingsautoriteiten voor de gezondmaking van de overheidsfinanciën, waarbij het uit deskundigen samengestelde Cft een signalerende en adviserende rol heeft. De taak van het College is om in voorkomende gevallen door overleg en met adviezen de bij de begroting betrokken partijen te moeten overtuigen (slechts dus) om deze in overeenstemming te brengen met en te houden aan de voor het financieel toezicht afgesproken normen. Van belang om te belichten is dat het financiële toezicht, zoals dat indertijd is geregeld in de Rft, erop gericht is geweest dat de instituties en de bestuurlijke werkwijze van de nieuwe landen dat toezicht op termijn overbodig maken.
De geconstateerde knelpunten in het financieel beheer in 2008 waren het geheel van comptabiliteit, de begrotingsinfrastructuur en de administratieve organisatie. Overeengekomen is de plannen te richten op de volgende verbeteringen: het tijdig afronden van de financiële verantwoordingen (inhaal jaarrekeningen); het tijdig opstellen van de begroting; het opstellen van een meerjarenbeleidsplan en meerjarencijfers; het versterken van de financiële functie; het inrichten van een begrotingsadministratie en verplichtingenadministratie; het opleggen en innen van achterstallige belastingen; de organisatie van het belastingapparaat; en het opstellen van een corporate governance code voor overheids-nv’s en -stichtingen. Hierin is de afgelopen tien jaar weinig vooruitgang geboekt.
Bij brieven van oktober 2011 en maart 2012 heeft het College meerdere malen Curaçao bericht dat er een tekort op de begroting zal ontstaan als er geen begrotingswijzigingen zouden worden doorgevoerd. Deze adviezen van het College zijn door de regering van Curaçao toentertijd niet vertaald in maatregelen om het gesignaleerde tekort af te wenden. In juli 2012 - nog geen twee jaar na de gezonde startpositie waarmee het Land is gestart - heeft het bestuur van Curaçao een aanwijzing gekregen van de RMR om de begroting aan te passen, omdat de eerste twee jaar van autonoom Curaçao zijn afgesloten met omvangrijke tekorten op de gewone dienst. In het besluit houdende de aanwijzing is het bestuur van Curaçao wederom erop gewezen dat gezonde overheidsfinanciën, zoals neergelegd in de Rft, van groot belang is voor de economische ontwikkeling en stabiliteit van Curaçao.
In maart 2014 voldeed het bestuur van Curaçao aan de aanwijzing van juli 2012 en is de aanwijzing opgeheven. Het Cft gaf mee dat de uitdaging is het goede momentum in de komende jaren te behouden, zodat de overheid op doelmatige wijze het gewenste voorzieningenniveau op Curaçao kan verzorgen. Daarbij blijft, zei het Cft, de precaire financiële situatie van een aantal overheidsinstellingen nog veel aandacht vragen.
Bij persbericht van maart 2016 liet het Cft weten dat de begroting voor 2016 er realistisch uitziet, er tekenen van economische groei zijn waar te nemen en wees erop dat de aandacht voor financieel beheer niet mag verslappen.
In april 2019 bericht het Cft de Staten van Curaçao dat de inkomsten en uitgaven van het land niet in evenwicht zijn, het financieel beheer niet op orde is, dat er vanaf 2016 uit het Cft zorgen zijn over de financiële situatie van Curaçao en dat met structurele hervormingen (lagere uitgaven en hogere inkomsten) in het nu lopende jaar (2019 dus) de voorwaarden geschapen moeten worden om de continuïteit van de collectieve voorzieningen in het land zeker te stellen. Voorts wees het Cft erop dat de ruimte gecreëerd moest worden om in de toekomst de tekorten te compenseren en om te komen tot extra groeibevorderende uitgaven in onder meer het onderwijs en educatie. In juli 2019 geeft de RMR aan het bestuur van Curaçao voor de tweede keer een aanwijzing. De inkomsten en uitgaven van Curaçao zijn al meerdere jaren niet in evenwicht. Het bestuur van Curaçao is voor de tweede keer gedwongen fors te bezuinigen om haar autonomie te kunnen blijven dragen. Tegen deze aanwijzing is door het bestuur van Curaçao onmiddellijk beroep ingesteld, welk beroep nog loopt.

De Algemene Rekenkamer van Curaçao controleert ieder jaar bij het Land of het binnenkomende geld (belastingen en heffingen) volgens de regels is geïnd en of het uitgaande geld is besteed conform de begroting. Ieder jaar doen zij verslag van onderzoek naar de rechtmatigheid van de overheidsinkomsten en -uitgaven in hun jaarlijkse publicatie bij de jaarrekening van het Land. Alle jaarrekeningen van het Land zijn tot nu toe afgekeurd. Elk jaar rapporteert de Algemene Rekenkamer opnieuw hetzelfde, namelijk dat de verplichtingen, de uitgaven en de ontvangsten niet tot stand zijn gekomen in overeenstemming met de vastgestelde landsbegroting en met andere wettelijke bepalingen. Elk jaar opnieuw dat het financieel beheer van Curaçao niet op orde is, dat bij alle ministers sprake is van ontoereikende interne controleprocedures als gevolg waarvan de jaarrekening veel fouten en onzekerheden bevat. In elk rapport, dat is uitgebracht sinds 2012, heeft de Algemene Rekenkamer erop gewezen - evenals het Cft - dat het voor Curaçao van groot belang is dat er in de nabije toekomst sprake zal zijn van controleerbaar financieel beheer en goedkeurende controleverklaring bij de jaarrekening. In het meest recente rapport van de Algemene Rekenkamer is gerapporteerd dat evenals voorgaande jaren de jaarrekening 2018 geen getrouw beeld geeft van de financiële positie van het Land per 31 december 2018 en het resultaat over 2018. Het jaar 2019 ligt thans voor ter controle. In het oog springend: in de jaarrekening 2018 gaat het om 664,5 miljoen gulden aan fouten en 5.991 miljoen aan onzekerheden. Omwille van een getrouw beeld mag de jaarrekening, aldus de Rekenkamer in het rapport, niet meer dan 17 miljoen gulden aan fouten en onzekerheden bevatten.
In zoverre in vogelvlucht het zelfbestuur. Daarnaast heeft Curaçao ook nog te maken met een externe schok: het coronavirus.

Morgen deel 2.

De auteur, Paula Janssen, is geboren en getogen op Curaçao en betrokken bij de maatschappelijke ontwikkelingen.