Laat de eilanden ofwel uittreden of een soort gemeente worden

Door Ulli d’Oliveira

De heren Ray Bodok en Gerhard Hoogers jeremiëren over de vuige aantasting van de autonomie van de landen Curaçao, Aruba en Sint Maarten door de Nederlandse neo-kolonisator (Trouw, 26 augustus: ‘Caribische eilanden zijn overgeleverd aan het humeur van Rutte’). Die verbindt voorwaarden op het gebied van bestuurshervorming aan financiële steun in verband met de coronacrisis. De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ‘gebruikt deze coronacrisis met de juridische en financiële machtspositie van Nederland om de acceptatie van een consensus-Rijkswet Caribische Hervormingsautoriteit af te dwingen’. Er wordt door Nederland misbruik van de omstandigheden gemaakt: ‘zonder lening geen eten, maar met eten geen autonomie, geen zeggenschap en geen gelijkwaardigheid’. Anders dan het Statuut doet geloven ‘voldoen de verhoudingen in het Koninkrijk niet aan de principes van good governance van de Verenigde Naties en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur’. Hoe krijgen de heren dit eenzijdig lamenteren uit de computer? Als het over handhaven van beginselen van behoorlijk bestuur gaat, zijn de eilanden sinds jaar en dag stralende voorbeelden van schending. Nepotisme, begunstiging van familie en vrienden, zelfverrijking, corruptie op vele fronten, you name it, zijn structureel aan de orde van de dag. Mensenrechten worden aan de lopende band met voeten getreden, met name ten opzichte van ongedocumenteerde vreemdelingen. Good governance is op de eilanden ver te zoeken of non-existent. Een en ander is onlangs nog in het Antilliaans Dagblad toegelicht door Curaçaoënaar George Lichtveld. De bevolking is het kind van de rekening en zoekt dan ook zo mogelijk een goed heenkomen in Nederland.opinie

De viruscrisis laat de eenzijdigheid van de op toerisme georiënteerde economie van de eilanden zien en Nederland schiet te hulp. Dat is good governance. Daartoe is Nederland ook door het Statuut verplicht, dat de landen oplegt elkaar op voet van gelijkwaardigheid wederzijds bijstand te verlenen. Maar de geldschieter is geen malle Henkie, die blindelings doorgaat met het financieren van wanbestuur. Ook al wordt er door de premiers van de eilanden in verschillende toonaarden moord en brand geschreeuwd over de teloorgang van de autonomie en de gelijkwaardigheid, de politieke realiteit is dat die autonomie te grabbel gegooid is en de gelijkwaardigheid er nooit geweest is. Het Statuut verklaart het waarborgen van goed bestuur tot aangelegenheid van het Koninkrijk, dat wil zeggen dat inderdaad de beslissingsmacht daarover in Nederland ligt. De Rijksministerraad, waarin de eilanden als een makkelijk te overstemmen minderheid aanwezig zijn, neemt de besluiten, ook over de onverenigbaarheid van lokale wetten en regelingen die in strijd zijn met hogere regelingen. Om dat samen te vatten als ‘De eilanden zijn overgeleverd aan het humeur van de Nederlandse premier’ is een overdrijving die makkelijk het predicaat alternative fact verdient. Naar mijn mening had Nederland op grond van deze waarborgfunctie voor de deugdelijkheid van het bestuur op de eilanden allang moeten ingrijpen. Het is zwak dat het dit nu heeft gedurfd, nu het water de eilanden aan de lippen staat.

En overigens: als de eilanden zo graag autonoom willen zijn, laat ze zich dan losmaken uit het Koninkrijk. Niemand let ze om soevereine dwergstaatjes te worden. Het Statuut is geen eeuwig edict. Aruba heeft zich zelfs in het Statuut het recht voorbehouden om uit te stappen. En ik zou zeggen: op voet van gelijkwaardigheid heeft Nederland dat recht dan ook. Waarom zou Nederland niet het recht hebben de banden te verbreken, als één van de andere landen dat in het Statuut heeft willen vastleggen? Als dat Nederland ontzegd zou moeten worden, waar is dan de gelijkwaardigheid die het Statuut preekt? Het eindeloos ‘laat me los hou me vast’ begint op den duur wel erg te vervelen. Laat de landen ofwel uittreden of een soort gemeente worden zoals de BES-eilanden (Bonaire, Sint Eustatius en Saba). Dat schept meer duidelijkheid over de feitelijke verhoudingen.

De auteur, H.U. ‘Ulli’ Jessurun d’Oliveira, is oud-hoogleraar migratierecht aan de Universiteit van Amsterdam (UvA).

Naschrift redactie: ,,Door het handelen van het Nederlandse kabinet lijkt het Statuut niet veel meer waard als beschermer van de Caribische autonomie”, stelden organisatieadviseur Ray Bodok en hoogleraar staatsrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen Gerhard Hoogers eerder deze week in Trouw. ,,Het Statuut spreekt van gelijkwaardigheid en daarna over autonomie en zeggenschap. Deze mooie termen zijn in de praktijk allemaal zoekgeraakt.” Let wel, vervolgden zij hun betoog: dit wordt op de eerste plaats veroorzaakt door datzelfde Statuut, dat in wezen nog hetzelfde is als in 1954. ,,Nee, de afgelopen 66 jaar is het Statuut op dit vlak niet fundamenteel veranderd. Maar de interpretatie ervan is wel dramatisch veranderd. En dan vooral door de partner die dit altijd al eenzijdig kon doen: Nederland.” De grens is zoek, zo zijn Bodok en Hoogers van mening: ,,De staatkundige verandering is al realiteit. Met oog op het juridische en praktische gebrek aan gelijkwaardigheid, autonomie en zeggenschap, is het internationaal vastgelegde zelfbeschikkingsrecht van de eilanden een zinkend schip. Wat de toenmalige partners in 1954 niet voor mogelijk hielden, lijkt in 2020 realiteit te worden. Welkom in het nieuwe Koninkrijk der Nederlanden.”