Door Hans Hillen

Mijn hart klopt voor het Koninkrijk. Het hele Koninkrijk. Wat is het toch jammer van iedere dag dat we het eerder afbreken dan opbouwen! De zes Antilliaanse eilanden en Nederland horen al honderden jaren bij elkaar. Daar kan je van alles van vinden, maar het is gewoon zo en iedereen die nu leeft weet niet beter. Laten we het om te beginnen nu eens allemaal als een gegeven aanvaarden. De geschiedenis kan de belangen van het heden geweldig in de weg zitten. Hoe meer je historie uitvergroot, des te meer blijf je stilstaan. De romantici dromen van de dagen van weleer. De critici laten de boosheid van toen het nu overheersen. We leven nu. Kerkvader Augustinus zei het ooit zo, toen de mensen ook al mopperden over moeilijke tijden: ,,Wij zijn de tijden. De tijden zijn wat wij ervan maken”. Zo is het. Wij zijn verantwoordelijk voor wat wij in onze tijd ervan maken. Wij schrijven ons deel van de geschiedenis voor onze achterkleinkinderen en daarna. Dáárvoor en voor niets anders zijn wij verantwoordelijk.hillen

Dan kunnen de handen uit de mouwen. Ons Koninkrijk is geen eenheid en het lijkt of de afstand groeit. Een belangrijk element is dat de mondialisering van de wereld tot culturele, maatschappelijke en economische nivellering leidt. De relatieve knusheid van unieke onderlinge banden slijt weg in de grotere omgeving. Nederland wordt minder Holland en meer Europa. De Antillen ademen steeds meer (Latijns)-Amerikaanse lucht. De zusters en fraters uit Nederland vormden generaties lang de basis voor gemeenschappelijkheid, al was het maar door de taal. Het Nederlands heeft het inmiddels verloren van het Papiaments, dat op zijn beurt het aan het verliezen is van het Spaans en het Amerikaans. Als je dat opmerkt, begrijp je dat in onze jaren de klassieke banden voorbij aan het gaan zijn. Dat dwingt tot nadenken. Dat gebeurt ook en dat heeft op 10 oktober 2010 een moment gekregen van herschikking. Curaçao en Sint Maarten werden, net als Aruba eerder al, Land binnen het Koninkrijk. Bonaire, Statia en Saba kozen op het kompas van Bonaire voor directe aansluiting bij Nederland. Achteraf zou je kunnen zeggen dat deze optie het meeste aansluit bij de tijdgeest. Geef Nederland belang bij ons bestuur, dan wordt zijn betrokkenheid het beste gegarandeerd. Na tien jaar worstelen begint dat langzaam te werken. De twee founding fathers, Ramonsito Booi en Burney el Hage, zijn als dank tamelijk ruw aan de kant geschoven, maar verdienen een plaats in de Antilliaans-Nederlandse geschiedenis.

De keuze van Curaçao en Sint Maarten was begrijpelijk vanuit nationale trots, maar impliceerde tevens dat zij onvermijdelijk de rug een beetje toekeerden naar Nederland. Het ‘kan ’t zelf’ is de uitdaging aan jezelf, maar óók aan je omgeving om je eigen boontjes te doppen. Het speelde bovendien exact in de kaart van het ongemak dat Nederland al een eeuw voelt met zijn koloniale verleden. Sinds 2010 zijn de banden dan ook steeds zakelijker geworden, waarbij Nederland - overigens ten onrechte - niet langer het welzijn vooropstelde in dat deel van het Koninkrijk, maar de kwaliteit van de budgettaire huishouding. Daarmee bediende Nederland op zijn beurt het antikoloniale ressentiment op de eilanden. De voormalige Shon was nu bovenmeester geworden en slaat met een liniaal op de vingers.

De economische crisis als gevolg van het coronavirus is een luid alarmsignaal over de stand van het Koninkrijk, tien jaar na 2010. Het heeft er de schijn van dat Nederland Curaçao, Aruba en Sint Maarten in de steek aan het laten is. De helpende hand is schamel gevuld en komt niet van harte, terwijl de crisis op de eilanden bijna totaal is. Dat op zich is ongelooflijk ernstig. Maar nog ernstiger is, dat de eilanden geen alternatief hebben. Juist dat illustreert dat de ontwikkelingen van de laatste tientallen jaren en de daaruit voortvloeiende gemaakte keuzes vooral niet in het belang waren van de kleine Landen zelf. Het Statuut uit 1954 gaat weliswaar uit van gelijkwaardigheid, maar als je de werkelijkheid onder ogen wilt zien, dan zie je een gezelschap van een olifant en een paar muizen. Te veel is de nationale trots gekoesterd, te weinig is er rekenschap gegeven van de eigen mogelijkheden én vooral ook beperkingen in het licht van een reusachtig grote buitenwereld.

De strakheid over en weer heeft nóg een oorzaak. Deze komt in de openbaarheid weinig aan de orde. De Antilliaanse politieke cultuur is verwant aan zijn ruime (Latijns)-Amerikaanse omgeving en dat betekent onder meer dat ‘sleaze’ vanzelfsprekend is. Een politicus of partij is goed, omdat de ander slecht is en het beeld van de ander moet dus zo lelijk mogelijk worden gemaakt. Dat op zich is weinig verheffend. Waar nog meer in de eigen voet wordt geschoten, is dat de neiging om de tegenstander te beschadigen zo sterk is, dat buiten de campagnetijd om - dus in de normale regeringsjaren - de oppositie een onophoudelijke stroom roddels en kwaadsprekerij stuurt naar Nederlandse politici en ambtenaren. In het geniep en o zo strikt vertrouwelijk, maar intussen zaagt dit de tak door waar iedereen op zit, vijand én vriend. Leden van de Tweede Kamer die onaardig of ronduit kritisch zijn op het Koninkrijk hebben een deel van hun informatie rechtstreeks van overzee. Natuurlijk héél vertrouwelijk.

Intussen valt Nederland te verwijten dat het amper prioriteit geeft aan het eigen Koninkrijk. De liefde moet van twee kanten komen. In mijn eigen politieke jaren heb ik Nederland wel eens geduid als de koude schouder aan de Noordzee. Ik vrees dat de opwarming van de aarde aan die schouder voorbijgaat. Ook voor Nederland moet gelden dat de eeuwenlange band gewoon een feit is en dat er dus sprake móét zijn van gemeenschappelijkheid. Natuurlijk kan je kritiek hebben op aspecten van de Antilliaanse samenleving, maar is Nederland zelf dan zo voortreffelijk? Als dat zo was, dan zou Nederland zich onderscheiden door edelmoedigheid. Maar de bovenmeester wijst met de balk in het eigen oog minutieus de splinters aan bij de ander. Met al zijn kennis zou Nederland zich toch eens kunnen verdiepen in de onvermijdelijke problemen van een kleine eilandelijke samenleving. Waar je elkaar morgen weer nodig hebt. Waar familiebanden meer geborgenheid geven dan de wet. Waar sterkeren, goed of kwaad, veel meer invloed kunnen hebben dan in een grootschalige samenleving als Nederland. Waar een bestuurstraditie heerst die anders is, maar daarom niet verkeerd is. Waar geld het verschil groter kan maken dan in het massale Europa. Waar de economie eenzijdig is. Waar nu het wegvallen van het toerisme de basis wegslaat onder de gehele samenleving.

De zusters en fraters indertijd kwamen gemeenschappelijkheid brengen. Ze keken niet op een dag minder of meer, en kenden iedereen persoonlijk. Zo bouw je samen op. De Nederlandse overheid kijkt elke minuut in zijn (overigens zeer goed gevulde) portemonnee en in zijn boekje met regels. Want we doen alleen wat we moeten. Geen duppie meer. Geen abraso, want stel je voor! ,,Lekker samen geld verdienen!”, noemde een Nederlandse minister ooit het hoogste doel van het Koninkrijk. Iemand die zo zijn eigen tuin onderhoudt, krijgt sprietig groeisel als resultaat. Om vervolgens te concluderen dat het waarschijnlijk aan de grond ligt.

De auteur, Hans Hillen, was van oktober 2010 tot november 2012 minister van Defensie in het kabinet-Rutte I. Hij was daarvoor namens het CDA lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal en eerder twaalf jaar lang lid van de Tweede Kamer.


Het Antilliaans Dagblad is de enige lokale Nederlandstalige ochtendkrant van Curaçao, Bonaire en Aruba. Op Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba, alsmede in Nederland en andere landen is een online-abonnement eenvoudig mogelijk via online.ad.cw

antdagblad-logo


Print-abonnee worden of voor meer algemene informatie? Stuur dan een mail naar [email protected]. Met naam, adres en telefoonnummer. Abonnementsprijs is ANG 35,00 inclusief OB per kalendermaand. Print-abonneren is alleen mogelijk op Curaçao.