Ook na door overheid opgelegde verplichting om bedrijf te sluiten?

Door Lisanne Asjes

Vanaf 30 maart 2020 heeft de Curaçaose overheid vanwege de verspreiding van het coronavirus (Covid-19) bij Ministeriële Beschikking (P.B. 2020, no. 25) eenieder voor twee weken opgedragen om thuis te blijven. Ook is aan de bedrijven (werkgevers) een tijdelijk verbod opgelegd om hun bedrijf voor het publiek open te houden waarbij de dienstverlening in fysieke aanwezigheid of nabijheid van het publiek moet worden verleend (met enkele uitzonderingen).lisanneasjes

Het voorgaande houdt in beginsel in dat de werknemer gedurende deze twee weken geen werk op de werkplek mag verrichten en dat de werkgever de werkplek niet beschikbaar mag/kan stellen om werk te verrichten. Er is dus sprake van het niet publiekelijk mogen verrichten van arbeid, zulks terwijl de werkgever dit wel wenst doch niet mag laten verrichten. De werknemer is bereid om zijn arbeid te verrichten maar mag dat niet en de werkgever wil ook gebruik van zijn arbeid maken maar mag dat niet.

De vraag die zich dan voordoet is of de werkgever onder deze specifieke omstandigheden toch verplicht is om gedurende deze periode het loon aan de werknemer door te betalen. Het wettelijk uitgangspunt is dat voor de periode waarin door de werknemer niet wordt gewerkt de werkgever geen loon aan de werknemer hoeft te betalen. Hierop bestaan enkele uitzonderingen waaronder bij arbeidsongeschiktheid van de werknemer of wanneer de oorzaak voor het niet verrichten van arbeid in redelijkheid voor rekening van de werkgever behoort te komen. De vraag in dit geval luidt dan ook of het door de overheid aan de werkgever vanwege Covid-19 opleggen van het gesloten moeten houden van zijn bedrijf en/of de werkplek dit in alle redelijkheid voor rekening en risico van de werkgever moet komen. Als er niet kan worden gewerkt als gevolg van een normaal bedrijfsrisico dat voor de werkgever voorzienbaar is of kon zijn, dan zal de werkgever het loon aan de werknemer moeten doorbetalen als de werkgever zijn bedrijf moet sluiten en de werknemer om die reden geen arbeid kan verrichten. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een werkgever die aan pluimvee doet en de vogelgriep breekt uit. De rechter heeft in dit geval geoordeeld dat vanwege de aard van het bedrijf van de werkgever dat risico voorzienbaar was en dat de werkgever gedurende die periode het loon aan zijn werknemers moest doorbetalen (Rechtbank Noord Nederland d.d. 4 mei 2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:2222).

Bij het zich voordoen van een exceptioneel risico, een risico dat niet voorzienbaar is/was voor de werkgever, zoals in het geval van een overstroming en/of noodtoestand als gevolg waarvan er geen arbeid kan worden verricht, zal de werkgever naar alle waarschijnlijkheid niet gehouden zijn om het (volledig) loon gedurende die periode door te betalen.

Het is niet uitgesloten dat het van overheidswege in verband met Covid-19 tijdelijk moeten sluiten van het bedrijf en het dus niet mogen/kunnen aanbieden van werk aan de werknemer als een niet voorzienbaar risico voor de werkgever zal worden geacht. Het voorgaande illustreert dat het al dan niet moeten doorbetalen van het loon bij een tijdelijke bedrijfssluiting niet zwart-wit is. Dit zal van diverse factoren afhangen, welke factoren (als het zover komt) een rechter zeker tegen elkaar zal moeten afwegen.

De auteur, mr. Lisanne Asjes, is partner bij Advocatenkantoor Asjes|Carrega op Curaçao.