Door Juan David Yrausquin
Ongeveer tien jaar geleden was ik namens werkgeversvereniging Atia van Aruba lid van de Raad van Toezicht van Serlimar Sui Generis. Serlimar was kort daarvoor ‘verzelfstandigd’ van een reinigingsdienst binnen de begroting van het Land Aruba naar een zelfstandig bestuursorgaan (zbo) dat zijn eigen broek moest ophouden. De bij wet ingestelde instelling is belast met de inzameling en verwerking van afval en met het onderhoud van domeingronden en plantsoenen, en van openbare wegen en stranden. Het zbo zou nu onafhankelijk van de politiek en de bureaucratie van het Land besluiten kunnen nemen en hierdoor efficiënter en slagvaardiger de concurrentie aan kunnen gaan met reinigingsbedrijven van de private sector.
F00OPINIE Serlimar manVan deze efficiëntie en slagvaardigheid kwam in de praktijk weinig terecht. De directeur was te lang gewend om lijdzaam instructies van de minister op te volgen. Drie van de vijf raadsleden werden door de Milieuminister benoemd en bleken niet al te kritisch zijn ‘beleid’ uit te voeren. Onafhankelijk van de politiek werd in de praktijk onafhankelijk van politici, behalve de politicus belast met Milieu en dan ook nog buiten de parlementaire controle. En onafhankelijk van de bureaucratie van het Land werd in de praktijk onafhankelijk van de controle van diensten en wetgeving van het Land die er zijn om goed bestuur te waarborgen en de macht van politici in goede banen te leiden. De discretionaire bevoegdheid van de minister belast met Milieu steeg met de verzelfstandiging van Serlimar al met al exponentieel.
Illustratief was mijn ervaring in de raad over de toepasbaarheid van de aanbestedingsregels van het Land voor het zbo. De discussie startte bij het sluiten van miljoenencontracten voor de ‘plantsoenendienst’. Volgens de aanbestedingsregels van het Land zouden deze contracten openbaar aanbesteed moeten worden. De raadsleden en directie stelden, ondersteund door de aangenomen wet, dat deze regels niet voor het zbo gelden. Een poging van mij om met ondersteuning van de Directie Economische Zaken te argumenteren dat het zbo in ieder geval onder de geldende ‘Government Procurement Act’ van de Wereldhandelsorganisatie viel, had geen succes. Ik was toen redelijk naïef, en begreep niet hoe het mogelijk was dat tientallen contracten allemaal zonder aanbesteding voor hetzelfde maandbedrag werden ‘gegund’. Via een openbare aanbesteding zouden we toch zeker betere reiniging tegen betere prijzen kunnen inkopen? Enige tijd later was ik weg bij Serlimar, en was ik ook iets minder naïef. De ‘gunning’ van contracten van de ‘plantsoenendienst’ bleek namelijk een ‘sociale aangelegenheid’ met als plus een wederkerige ‘gunning’ van ondersteuning in de campagne met pick-ups, gele vlaggen, en wellicht ook stemmen. Het gemak waarmee dit werd gedaan en via wetgeving was gefaciliteerd, was waarschijnlijk ook de opvolgers van de toenmalige minister niet ontgaan.
In volgende campagnes hadden de auto’s van de gecontracteerden van de plantsoenendienst voornamelijk groene vlaggen. De ongebreidelde macht van de minister belast met Milieu blijkt ook niet zonder gevolgen voor de financiën van het zbo. Terwijl de intentie van de verzelfstandiging was dat het zbo zijn eigen broek ging ophouden, is het zbo immer (bijna volledig) gesubsidieerd. Uit de door de minister van Financiën aan het College Aruba financieel toezicht (CAft) gerapporteerde cijfers blijkt bovendien dat Serlimar - onderdeel van de collectieve sector - in de afgelopen vier jaar de kosten meer dan heeft verdrievoudigd. Aangezien het zbo buiten de door de Staten vastgestelde begroting en het zicht en controle van de minister van Financiën om kosten kan maken, kon deze verhoging plaatsvinden zonder dat er direct inkomsten - via voeding van de begroting of anderszins - tegenover stonden. De miljoenentekorten van het zbo worden immers makkelijk gefinancierd door het niet betalen van sociale lasten, pensioenpremies en belastingen. Nu de minister belast met Milieu de kosten van Serlimar voor zijn moverende redenen heeft laten exploderen, presenteert hij de rekening.
Burgers, bedrijven en toeristen van Aruba dienen tientallen miljoenen florijnen aan nieuwe heffingen en belastingen aan Serlimar over te maken. Als dit niet al genoeg is, wordt wetgeving geïntroduceerd om bepaalde activiteiten van concurrenten van het zbo te verbieden en om bevoegdheden toe te kennen aan het zbo waarmee het de spelregels voor zijn concurrenten kan bepalen. Aangezien met efficiëntie en slagvaardigheid de wedstrijd niet gewonnen kan worden, dan maar met de macht en kracht van de hele publieke sector.
Aruba kent geen mededingingswet, ook al roept de Europese Unie (EU) Aruba via het vigerende LGO-besluit (Landen en Gebieden Overzee) op om hiermee te komen. De opvolger van dit LGO-besluit, welke vanaf 2021 dient in te gaan, roept Aruba dwingender op om werk te maken van mededingingswetgeving met de bepaling dat subsidies die de marktwerking verstoren verboden dienen te worden. In ons Koninkrijk wordt goed bestuur aan de landen opgedragen en de borging ervan aan de Rijksministerraad. Maar goed bestuur kent in ons bestel, anders dan in de EU, weinig handen en voeten, behalve de algemene beginselen, de bepalingen in het Strafrecht en het plichtsbesef van moedige bestuurders.
Bij de behandeling van het voorstel van de minister staat aldus meer op het spel dan de vraag of het beleid van de minister en zijn voorgangers wordt bestendigd en of de efficiëntie en de slagvaardigheid van de spelers in de private sector die innoveren, belasting betalen en zonder subsidie overeind blijven, wordt bestraft. Het is een test voor het investeringsklimaat en het corrigerend vermogen van ons staatsbestel. Zijn de actoren ‘handelingsverlegen’, dan is dat een mokerslag voor ons investeringsklimaat en zullen de financiële gevolgen niet te overzien zijn. Dit laatste nu de minister belast met Milieu dan ook de steun krijgt om een ‘PPP-Project’ à la Afval Energiebedrijf Amsterdam op te zetten.
Wordt er op tijd gehandeld, dan zal de schade voor nu beperkt zijn, maar de noodzaak om meer handen en voeten te geven aan goed bestuur niet minder. Het institutioneel bestel van ons Koninkrijk dient, zoals Ernst Hirsch Ballin ook stelt, gecompleteerd te worden. Alleen dan zullen de spelregels voor allen die erin opereren zo helder zijn dat dit direct in al hun (wets)voorstellen wordt verwerkt. Hiermee zal veel schade, leed en ergernis voorkomen worden.

Juan David Yrausquin is voormalig lid van de Raad van Toezicht van Serlimar (namens werkgeversorganisatie Atia), ex-minister van Financiën (voor de Arubaanse Volkspartij AVP) en oud-Gevolmachtigde minister van Aruba in Den Haag en als zodanig lid van de Rijksministerraad.