Door Olaf Wilders
Op 10-10-‘10 werden de Nederlandse Antillen als land opgeheven. Bonaire, Sint Eustatius en Saba werden vanaf dat moment bijzondere gemeenten van Nederland. Curaçao en Sint Maarten werden nieuwe landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Vijf jaar later wordt meer duidelijk wat de autonome status de nieuwe landen Curaçao en Sint Maarten heeft gebracht. Komende week krijgen de regeringen van Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten de resultaten van een onafhankelijk onderzoek aangeboden. Zijn de verwachtingen uitgekomen?
Het streven naar onafhankelijkheid - of beter gezegd de dekolonisatie in het Caribisch gebied - vindt haar oorsprong eeuwen terug. In 1791 kwamen de slaven in Haïti in opstand en dit streven naar vrijheid breidde zich daarna uit naar andere eilanden. Dit vormde de opmaat voor de onafhankelijkheidsstrijd van de Dominicaanse Republiek (1844) en Cuba (1902). Na de Tweede Wereldoorlog verkregen meer eilanden op vreedzame wijze hun onafhankelijkheid. Ook voor de Nederlandse koloniale gebieden in de West gold dit. In 1975 werd Suriname onafhankelijk. Aruba kreeg in 1986 een ‘status aparte’ op weg naar onafhankelijkheid. Tien jaar later koos Aruba toch voor een autonome status binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Hiermee was in feite de trend gezet. Ook de twee andere grote Caribische eilanden binnen ons Koninkrijk zouden, ongeacht terughoudendheid vanuit Nederland, de stap naar meer autonomie maken. Maar wel binnen de betrekkelijke veiligheid van ons Koninkrijk, ondanks de retoriek op de eilanden voor onafhankelijkheid.
Waar in staatkundige regelingen de gelijkwaardigheid tussen de landen van het Koninkrijk wordt verkondigd, is hier in praktijk eigenlijk nauwelijks sprake van. De afstand tussen Nederland en de eilanden in het Caribisch gebied bedraagt ruim 8.000 kilometer. Nederland telt met zijn bijna 17 miljoen inwoners een veelvoud van de ongeveer 300.000 inwoners op de eilanden. In economisch opzicht zijn er bovendien grote verschillen tussen Nederland en de eilanden. Het totale bruto binnenlands product (bbp) van de economieën van de Nederlandse Antillen en Aruba samen was in 2010 ongeveer 0,8 procent van het bbp van Nederland. Ook zijn er verschillen merkbaar op andere domeinen, bijvoorbeeld het onderwijs. Dit heeft als gevolg dat de eilanden jaarlijks veel (jonge) inwoners naar Nederland zien vertrekken.

Onafhankelijk of niet?
Waar het streven naar meer autonomie voor de eilanden vanuit cultureel en historisch oogpunt begrijpelijk is, zijn er tegelijkertijd grote zorgen. De landen in het Caribisch gebied worden gekenmerkt door omstandigheden die al decennia lang de discussie over meer autonomie en de onderlinge relaties van de landen in ons Koninkrijk beïnvloeden: de integriteit en slagvaardigheid van het openbaar bestuur; de invloed van de (internationale) criminaliteit; de onevenwichtige economische ontwikkeling en daarmee samenhangende financiële problemen waardoor er in de publieke sector structureel meer wordt uitgegeven dan er binnenkomt; het vertrek van de inwoners van de eilanden naar Nederland, inmiddels een aantal van ruim 130.000, waaronder veel jongeren die na hun opleiding in het buitenland niet naar de eilanden terugkeren en tot slot de territoriale integriteit van de eilanden in relatie tot de omliggende Caribische landen, met name Venezuela.
Nederland stelt zich op het standpunt, als één van de landen in het Koninkrijk, dat ‘deel uit maken van het Koninkrijk verplichtingen schept’ vooral op het gebied van deugdelijk bestuur, financiën en rechtshandhaving. In de nieuwe staatkundige verhoudingen zijn deze onderwerpen Koninkrijksaangelegenheden. Dit standpunt verklaart in belangrijke mate de maatregelen die de afgelopen jaren vanuit de Rijksministerraad, de regering van het Koninkrijk, aan Aruba, Curaçao en Sint Maarten werden opgelegd. Dat gaat bij de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten niet van harte en wordt vaak, soms terecht, als inmenging van eigen verantwoordelijkheden gezien. Zie op dit punt ook het recente advies van de Raad van State. Die scheidslijn is ook niet altijd zwart-wit. Indien hierover een geschil bestaat tussen de landen is het goed als er ook in een dergelijk geschil arbitrage kan plaatsvinden.

Concessies voor een deadline
Curaçao en Sint Maarten hebben voorafgaand aan 10-10-‘10 ingestemd met de afspraken die aan het verkrijgen van autonomie waren verbonden. Daarbij was het aanlokkelijke vooruitzicht dat het merendeel van de schulden van de landen werd gesaneerd. In totaal een bedrag van ruim 3,4 miljard gulden (1,5 miljard euro). Echter, op 10-10-‘10 bleken de landen nog niet aan alle afspraken te kunnen voldoen. Er is toen toch de autonome status verleend. Wel onder de toezegging zo snel mogelijk aan alle afspraken tegemoet te komen. Er overheerste immers bij de regerende politici van Curaçao en Sint Maarten het sentiment dat er alles aan gelegen was de autonome status te verwerven. Anders was de politiek in Nederland, waar er alles aan was gelegen dit dekolonisatieproces succesvol af te ronden. Er was dus haast bij en behoefte aan afronding. Een maand voor 10-10-‘10 was het wettelijke traject om Curaçao en Sint Maarten als nieuwe, autonome, landen te laten starten formeel afgerond. Dit betekende alleen niet dat beide landen zich voldoende hadden voorbereid op hun nieuwe status. Voor Aruba gold dat ze de stap naar autonomie van Curaçao en Sint Maarten niet in de weg wilde staan, maar tegelijkertijd was Aruba alert dat er niet aan hun in 1986 verkregen ‘status aparte’ werd getornd.

Sociaal-maatschappelijke problemen
De autonome status van Aruba, Curaçao en Sint Maarten houdt ook in dat de landen zelf verantwoordelijk zijn voor zaken als onderwijs, volksgezondheid, sociale zekerheid, (jeugd)werkeloosheid, veiligheid en rechtszekerheid. En op deze terreinen doen zich nog veel problemen voor waar de bevolking de dupe van is. Velen vragen zich af of de landen wel in staat zijn de ‘dieper gelegen’ oorzaken van de sociaal-maatschappelijke problemen op eigen kracht op te lossen. In dat opzicht ziet de bevolking van Aruba, Curaçao en Sint Maarten het Koninkrijksverband meer als een waarborg dan hun politici. Of de bevolking van Aruba, Curaçao en Sint Maarten ooit zal kiezen om hun autonome status in te ruilen voor onafhankelijkheid is maar zeer de vraag.

‘Past de democratische jas?’
Met het verkrijgen van een autonome status kregen de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten direct te maken met het democratisch bestuursmodel naar Nederlands (westers) voorbeeld. Dit bestuursmodel werd, min of meer ongevraagd, aan een samenleving met koloniale ‘roots’ opgedrongen. Er was eigenlijk weinig maatschappelijk draagvlak voor democratie. En voor zover aanwezig zag je dat overheden wel het principe van volksheerschappij aanvaarden. Maar niet het politieke liberalisme, wat inhoudt dat beginselen van deugdelijk bestuur en een systeem van rechtsnormen moet worden gehanteerd. De overgang naar een democratie naar westers model kwam onder externe druk tot stand en kende dus niet, zoals in Nederland, een lange historie. In Nederland kwamen de vorming van het besluitvormingsproces, de overlegstructuur en ‘de regels van het politieke spel’ in een meer geleidelijk proces tot stand. Deze principes en normen worden door een brede laag van de Nederlandse bevolking geaccepteerd. Maar voor de landen in de West ‘zit deze jas naar westerse democratisch model niet als gegoten’.

Politiek is onvoorspelbaar
Politici op de eilanden hebben voor het verkrijgen van electorale steun meer oog voor de maatschappelijk verankerde gedragsnormen dan voor de beginselen van deugdelijk bestuur. Daarbij wordt regelmatig ingespeeld op de gevoelens van de bevolking en dat werkt verstikkend in een kleine gemeenschap en in het openbaar bestuur. Politieke partijen op de eilanden kunnen heel snel groeien maar ook even snel hun aanhang weer achteruit zien gaan. Dit duidt niet bepaald op een stabiel politiek ‘klimaat’ bij het electoraat en de politieke partijen. Bijvoorbeeld op Curaçao hebben in een periode van 60 jaar ongeveer 50 politieke partijen het levenslicht gezien. De sterke opkomst van een politieke partij is vaak het gevolg van een populaire partijleider. En over het algemeen kenmerken deze politieke partijen zich niet door een ideologische drijfveer. De politieke gang van zaken op de eilanden is daardoor in hoge mate onvoorspelbaar. Dat werkt door in de politieke koers, continuïteit van overheidsbeleid, het oplossen van de eigen problemen en ook in de verhoudingen binnen het Koninkrijk.

Wankel op autonome benen
Het Koninkrijksverband kan figuurlijk worden vergeleken met een liefdesrelatie. In iedere goede relatie is wel eens ruzie. En in iedere relatie gelden rechten en plichten. Een relatie moet ‘warm worden gehouden’ en zorgen voor positieve gevoelens. Dat geldt voor de landen binnen het Koninkrijk eveneens. Voor de politiek, voor politici, geldt dat in het bijzonder. Wat daarbij helpt is als de politici in Nederland meer geduld tonen en de politici van de landen in het Caribisch gebied meer daadkracht.
Hoe voor de landen Curaçao, Sint Maarten en ook Aruba de nieuwe verhoudingen tussen alle landen in het Koninkrijk zich zullen ontwikkelen is sterk afhankelijk van de politieke én maatschappelijke context. Daarbij spelen de eerder genoemde politieke en electorale instabiliteit in de landen, de vraag of ‘de jas van de westerse democratie’ de landen past en de vraag of de sociaal-maatschappelijk problemen zich geleidelijk kunnen verbeteren een belangrijke rol. Ultiem gaat het er om dat de burgers vertrouwen hebben in de politiek en in de legitimiteit van hun openbaar bestuur.

Het is Curaçao en Sint Maarten in de afgelopen vijf jaar niet gelukt aan alle gemaakte afspraken op het gebied van deugdelijk bestuur, financiën en rechtshandhaving te voldoen. Ook voor de hiervoor gesignaleerde sociaal-maatschappelijke problemen zijn niet veel oplossingen gekomen. Daarin schuilt een dilemma. De bestuurlijke verandering op 10-10-‘10 was uiteindelijk bedoeld om aan de wens voor meer zelfbeschikking tegemoet te komen. Tijdens het onderhandelingsproces over de nieuwe staatkundige verhoudingen is de, oorspronkelijk wel aanwezige, aandacht voor de sociaal-maatschappelijke problemen steeds meer naar de achtergrond verschoven. De wens van Curaçao en Sint Maarten om op 10-10-‘10 overeenstemming over een autonome status te hebben was namelijk sterker. Daarbij bestond de verwachting dat met de komst van de nieuwe constitutionele verhoudingen en de schuldsanering de landen ook in staat zouden zijn de sociaal-maatschappelijke problemen op te lossen. Maar de oorzaak voor deze problemen zit ‘diep’ en is niet eenvoudig, op eigen kracht, oplosbaar. Daar waar de bevolking vooral de verwachting had dat er na 10-10-‘10 sociaal-maatschappelijke verbetering zou optreden, is die verwachting niet uitgekomen. Mede door de lastige start die Curaçao en Sint Maarten hebben gemaakt en het feit dat de ‘dieper gelegen’ oorzaken niet zijn weggenomen. De conclusie uit het evaluatierapport laat zich raden. De landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten staan nog wankel op de autonome benen.

Dit artikel is gebaseerd op het eerder verschenen boek van Olaf Wilders: ‘Hij is de weg kwijt / E a pèrdè e strea di nort’; Levendig uitgever 2015; ISBN 978 94 91740 30 5.


Het Antilliaans Dagblad is de enige lokale Nederlandstalige ochtendkrant van Curaçao, Bonaire en Aruba. Op Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba, alsmede in Nederland en andere landen is een online-abonnement eenvoudig mogelijk via online.ad.cw

antdagblad-logo


Print-abonnee worden of voor meer algemene informatie? Stuur dan een mail naar [email protected]. Met naam, adres en telefoonnummer. Abonnementsprijs is ANG 35,00 inclusief OB per kalendermaand. Print-abonneren is alleen mogelijk op Curaçao.