De motie van het Tweede Kamerlid Van Raak (SP) waarin het Nederlandse kabinet wordt verzocht ‘zelf nader te onderzoeken of de huidige ministers van Curaçao terecht zijn benoemd’ heeft het - zoals verwacht - gisteren bij de stemmingen in het Nederlandse parlement niet gehaald. Hoewel verschillende fracties vóór stemden, waaronder die van gedoogpartij PVV, is er geen meerderheid voor te vinden. En dan houdt het in principe op. In elk geval voor de regering van premier Mark Rutte (VVD) en minister Piet Hein Donner (CDA) van Koninkrijksrelaties in het bijzonder. Terecht, want het betreft vooraleerst een interne Curaçaose aangelegenheid, die met eigen mensen en met eigen middelen moet worden aangepakt en opgelost.
Toch is het veelzeggend dat de ‘screening’ van de ministers van het kabinet Schotte vier maanden na hun installatie nog onderwerp van gesprek was en voor sommigen nog altijd is. Dan kan MFK-premier Gerrit Schotte wel zeggen dat dit vooral dankzij de lokale oppositie het geval is, maar vanaf het begin hebben met name MFK en Schotte zelf aanleiding gegeven voor twijfel. Dat heeft te maken met de manier waarop het fungerend hoofd van de Veiligheidsdienst Curaçao (VDA) juist vanwege de screening werd geschoffeerd en letterlijk aan de kant werd gezet. Maar ook met hardnekkige geruchten en zelfs vrij concrete aanwijzingen dat sommige leden van de regering wellicht nog wat hadden uit te leggen en ‘regelingen te treffen’ met betrekking tot achterstallige en niet afgedragen belastingen en zakelijke belangen die eerst nog op afstand moesten worden gezet. Daar komt bij dat de regeringsleider weliswaar (procedurele) uitleg gaf aan de Staten, maar geen (inhoudelijke) tekst en uitleg verstrekte. Om maar te zwijgen over de weinig vertrouwenwekkende manier waarop werd geageerd tegen de gouverneur waarvan bekend is dat hij zich publiekelijk niet of nauwelijks tegen aantijgingen kan verdedigen.
Dat de bescherming van de persoonlijke levenssfeer - de privacy - óók voor ministers geldt, waarmee Schotte schermde in de Staten, is evident. Een bewindspersoon hoeft niet zijn hele hebben en houden prijs te geven, maar anders wordt het indien de particuliere sfeer het publieke functioneren van de minister beïnvloedt of dreigt te beïnvloeden. Waar het om gaat - en dat wordt helaas nog weleens vergeten - is dat iedere mogelijke schijn dat er van objectieve besluitvorming geen sprake is, dient te worden vermeden.