Samengevat stelt de Stichting Federatie Zorginstellingen (SFZ) dat als de conceptwetgeving ‘Normering topinkomens’ - en dan uiteraard in het bijzonder de hierin opgenomen 12,5 procent kortingsmaatregel - wordt aangenomen in haar huidige vorm, dit zal leiden tot grote maatschappelijke ontwrichting en de zorg per direct in gevaar wordt gebracht. Het Antilliaans Dagblad deed hier gisteren uitvoerig verslag van.
Het SFZ-bestuur kan zich ‘gewoonweg niet voorstellen’ dat politiek Den Haag - de regering-Rutte en beide Nederlandse parlementen - zich in dit stadium nog langer afzijdig houdt van de wijze waarop de in 2020 gestelde voorwaarde in verband met grootschalige liquiditeitssteun dreigt te worden ingevuld.
Namelijk dat: (1) de eis destijds grotendeels werd ingegeven door de overtuiging dat solidariteit betuigd diende te worden jegens de noodlijdende private sector, welke wens volgens SFZ ‘door de tijd inmiddels is achterhaald en daarmee volledig obsoleet is geworden’; (2) de wijze waarop de eis nu dreigt te worden ingewilligd door de Curaçaose regering straks onherroepelijk zal leiden tot maatschappelijke ontwrichting en grote problemen bij veel medewerkers in de zorg, alle instellingen die zorg leveren én wellicht nog wel het meest pijnlijk: bij diegenen die het meest afhankelijk zijn van deze zorg; en (3) de Haagse inspanningen om te komen tot hervorming op het gebied van zorg, als uitvloeisel van het aanbod zoals gedaan in de Rijksministerraad (RMR) om het Land Curaçao (economisch) weerbaarder te maken, op voorhand al spaak dreigen te lopen. Volgens SFZ vanwege de eenvoudige reden dat voorafgaande aan de invoering van de kortingsmaatregel simpelweg niet voldoende stil is gestaan bij de maatschappelijke, sociale en individuele gevolgen in het algemeen en de gevolgen voor de toegankelijkheid van de zorg in het bijzonder. ‘Vriendelijk doch dringend’ wordt er daarom op aangedrongen om op de kortst mogelijke termijn in overleg te treden met de Curaçaose regering over de conceptwetgeving en in het bijzonder de hierin opgenomen 12,5 procent kortingsmaatregel.
Tot zover op hoofdlijnen de input van SFZ. Het betreft hier een lastige vraag. Misschien wel een gewetensvraag. Want, natuurlijk als je - als autonoom Land, in dit geval Curaçao - in nood verkeert en je van een derde hulp vraagt en ook krijgt (circa 1 miljard gulden van Nederland in verband met de coronacrisis), mag deze derde verwachten dat je zelf ook een offer brengt (lees: bijvoorbeeld of onder meer inkorting met 12,5 procent). Tegelijkertijd echter leidt dit onherroepelijk tot (forse) koopkrachtvermindering bij een groep die het nu al lang niet breed heeft en is de economie zeker niet gebaat bij minder bestedingsruimte. Bovenal leidt het - kan het leiden - tot inderdaad ontwrichting van bepaalde sectoren - zoals die van de reeds kwetsbare zorginstellingen - met alle gevolgen van dien. De vraag is dus of het (nog wel) is uit te leggen en te verantwoorden waarom Nederland vasthoudt aan die voorwaarde.
Er is hier sprake van een dilemma waar terecht aandacht voor wordt gevraagd. Zelfs in breder verband, namelijk de middenklasse van Curaçao. Want gezien de toch al lage salarissen in de sector van de zorginstellingen en vermoedelijk ook de ‘verleiding’ van met name het hoger opgeleide zorgpersoneel om de wijk te nemen naar Bonaire of Nederland - zie de migratiecijfers - kan voorzichtig gesteld worden dat de middenklasse aan het verdwijnen is. Het punt is echter, dat de landen (Curaçao, maar ook Aruba en Sint Maarten) nog lang niet uit de problemen zijn. Het toerisme vertoont weliswaar positieve ontwikkelingen, maar het is niet zo dat de (hele) private sector weer helemaal boven Jan is, dat daar alle werkloosheid is verdwenen en de lonen in het bedrijfsleven op het oude niveau zijn. Integendeel. Curaçao is nog lang niet op niveau van eind 2019, toen het eigenlijk nog maar net goed ging of beter: al helemaal niet zo goed ging. De maatregel van 12,5 procent was, behalve uit solidariteit, ook uit noodzakelijke kostenbesparing opgelegd. Het meest opmerkelijke is dat ondanks die korting eigenlijk nog geen besparingen te zien zijn in de ‘public wage bill’. Hoe kan dat eigenlijk?
Dat Curaçao en bijvoorbeeld ook zustereiland Aruba de kaasschaaf toepast - en geen échte keuze durft te maken - is de eigen verantwoordelijkheid: politieke bestuurders en parlementariërs kunnen ook anders kiezen en invullen. Dat gaf onlangs ook de rechter in Oranjestad haarfijn aan in een zaak van het Land tegen de onderwijsvakbond, namelijk dat de regering na twee jaar nog altijd niet met een alternatief is gekomen. Wel laat men - op Curaçao - toe dat de kabinetten van de ministers worden uitgebreid met extra beleidsmedewerkers. Het probleem is dus dat er ook geen reële vervangende oplossingen worden geboden: regeringen hebben niet de moed te snijden en het lukt ook niet om taken af te stoten. Feit is evenwel: de maatregel heeft ook perverse effecten en daar zijn de middeninkomens vooral de dupe van, met alle negatieve gevolgen van dien voor kwaliteit en continuïteit.
Het lijkt vooralsnog beter om te beginnen de inkorting met 12,5 procent los te koppelen van de aanpak van de topinkomens van functionarissen van overheidsgelieerde entiteiten door deze ‘for once and for all’ te beteugelen. Want dát had niet de afgelopen twee jaar, maar ruim daarvóór al met hoge prioriteit moeten zijn doorgevoerd. Tot slot: niets zou de lokale overheden in de weg hoeven te staan om de ruimte die deze maatregel(en) zou opleveren, in productieve investeringen te steken, zoals achterstallig onderhoud, infrastructuur die opgeknapt moet worden, efficiëntere huisvesting. Maar tot nu toe zien de bevolkingen ook dat (nog) niet of te weinig gebeuren.

ANALYSE