Het kennismakingsbezoek van de nieuwe staatssecretaris van Koninkrijksrelaties, Alexandra van Huffelen (D66), begon op Curaçao - dat als eerste van de zes eilanden werd aangedaan - veelbelovend voor wat betreft consensus over de rijkswet Coho. Maar toen zij afgelopen week op Saba afscheid nam, was dat wel iets anders. Dat ligt (natuurlijk) niet aan Saba, het kleinste van de eilanden, maar komt door berichten vanaf Curaçao, het grootste eiland. En dit keer ook niet vanuit de politieke oppositie, die te vaak alles wat de regering doet per definitie afkraakt, maar vanuit het hart van de coalitie waar onverkwikkelijke kritiek te horen is op waar het in de relaties binnen het Koninkrijk momenteel al sinds begin 2020 over gaat: Coho.
De fractie van de kleinste - ‘junior’ - regeringspartij, PNP, roert zich bij monde van Statenlid Corinne Djaoen-Genaro. Zij stelt daarbij zulke harde vragen aan ‘Coho-minister’ Javier Silvania van de grote coalitiepartner MFK, dat gerechtvaardigd de vraag gesteld kan worden of dit wel kan/moet worden opgevat als constructieve kritiek. Haar opmerking ‘of de bewindsman zich bewust is van wat er onder de bevolking leeft, namelijk dat als Coho zonder strijd wordt geaccepteerd dit hetzelfde is of zelfs erger dan dat er voor de vorige regering zou zijn gestemd?’ is in dezen veelzeggend.
Dat geldt ook voor de vraag of Silvania zich wel realiseert dat ‘de meerderheid van de bevolking van mening is dat er geen enkel verschil is tussen het Coho zoals nu geaccepteerd en het eerdere Coho en zelfs CHE’. Dat zijn normaliter vragen die leden van de oppositie - PAR, MAN en de eenmansfracties KEM en TPK - (behoren te) stellen. In wezen roept Djaoen-Genaro het kabinet-Pisas (MFK/PNP) nu al tot de orde, dat wat er aan Coho-afspraken ligt echt niet door de beugel kan. Ondanks de eerdere uitleg van premier Gilmar Pisas dat er heus veel is aangepast en bereikt bij de onderhandelingen met Nederland. (Her)onderhandelingen die ook door PNP-leider, thans vicepremier, Ruthmilda Larmonie-Cecilia waren beloofd, toen ze bij de verkiezingen op 19 maart vorig jaar om vertrouwen van het electoraat vroeg. Dat vertrouwen kreeg zij met eerder voor PNP uit het niets vier zetels, waarmee Nashonal meteen al gesprekpartner werd van MFK, die de verkiezingen won met wat later een ongedefinieerd en onrealistisch ‘Plan B’ bleek.
Intussen hebben de regeringen van Aruba, Sint Maarten en dus ook Curaçao ingestemd met ‘Coho 2.0’, dat onlangs naar de parlementen is gestuurd. Echter, nog vóór behandeling wordt het dus al grotendeels afgeschoten. Feitelijk gebeurt dat met de volgende basisvraag: Hebben we Coho eigenlijk (nog) wel nodig? Curaçao heeft toch wel eigen professionals; er komt nu ineens toch veel meer aan belastinggeld binnen; en kunnen we de schuld aan liquiditeitssteun niet tegen een gunstig rentepercentage herfinancieren, zijn daarbij de redeneringen.
Ja, er zijn zeker lokale professionals. Daar ligt het niet aan. Maar in uiteenlopende rapporten en studies zijn álle noodzakelijke hervormingen meer dan eens voorgeschreven, evenwel tot nu toe niet doorgevoerd. Eén daarvan is de belastinghervorming, waarmee minister Silvania nu een serieuze aanvang lijkt te hebben gemaakt. Maar die extra opbrengsten zijn (nog) verre van genoeg om aan alle basisbehoeften - waaronder het stillen van de schrijnende armoede onder grote delen van de bevolking - te voldoen, laat staan de verbeteringsinvesteringen te realiseren. De in 2020 en 2021 verkregen liquiditeitssteun voor bijna een miljard gulden (911 miljoen om precies te zijn, terwijl er dit jaar vermoedelijk nog eens 242 miljoen aanvullend nodig is) betreft een renteloze lening. Dus geen gunstig percentage, zoals Djaoen-Genrao wil, maar nul rente. Beter kan het niet, behalve dan de gelden ontvangen als een gift, maar daar kijkt Den Haag voorlopig wel voor uit. Niet omdat Nederland dit de eilandbevolkingen niet gunt, maar om een stok achter de deur te hebben en de in consensus gemaakte afspraken telkens als dat nodig is in herinnering te kunnen roepen.
‘Wat voor zin heeft het om op deze manier te regeren?’, vraagt de PNP-volksvertegenwoordiger, die bang is dat bij succes niet de lokale politici maar het Coho-orgaan met de eer strijkt. Veel belangrijker is het éérst te zorgen voor überhaupt succes - dat wordt op zichzelf nog een hele uitdaging - en om daarna te kijken naar wie, wat, hoe en wanneer. In dezelfde kranteneditie waarin de kritiek van Djaoen-Genaro op de rijkswet Coho wordt geuit, staat een reportage van het Caribisch Netwerk over hoe de pandemie de crisis op Bándabou heeft blootgelegd. Nota bene het achterland van regeringsleider Pisas, die elf maanden geleden ongekend populair bleek in Barber en Soto, waar hij zelf vandaan komt. ‘Tijdens de verkiezingen komen ze allemaal hier om campagne te voeren, maar daarna zie je ze nooit meer’, zeggen zowel Plataforma Bandabou als Kolegio Don Sarto, de wérkelijke helden van het eiland; instanties en leiders waar de mensen op terug kunnen vallen voor begeleiding en ondersteuning. Want geld voor fatsoenlijke voorzieningen en/of sociaalwerkers heeft de regering niet.
Dan kan er binnen de regeringsfractie PNP wel gezegd worden dat Coho niet nodig is en dat eigen lokale professionals het allemaal zelf kunnen, maar dan praten politici en sommige andere leden van de Curaçaose elite vooral voor zichzelf - net als het pleidooi van enkele goed gepositioneerde burgers voor meer ‘ownership’ - en hebben ze ónvoldoende kennis van en mogelijk zelfs oprechte belangstelling voor de enorme noden onder de eigen burgers. Wat daarom stoort aan het PNP-verhaal is dat het te pas en vooral te onpas een beroep doet op het volk. Als één procent van de bevolking het Coho heeft gelezen en ook begrijpt wat het inhoudt zou dat al mooi zijn. Heeft het Statenlid vastgesteld hoeveel mensen kunnen vertellen wat het Coho betekent en hierover een peiling onder de bevolking gehouden?
Terug naar Van Huffelen. Na haar ongetwijfeld vermoeiende, maar ook indrukwekkende tour langs de zes prachtige eilanden, zullen velen heel benieuwd zijn wat de totaalindruk is van de staatssecretaris en vooral wat ze ermee gaat doen. De problematiek is niet veranderd sinds haar voorganger Raymond Knops. En elke nieuwe jurk die de nieuwe bewindsvrouw tijdens haar rondreis droeg, betekent (nog) niet een schoolverlater erbij die straks wél een kans krijgt op de arbeidsmarkt. Dáár moet iets aan veranderen. Grondig. Door middel van hervormingen.
Wat Coho betreft. Er is (veel) meer informatie nodig over wat het voorstel nu precies behelst en het verschil kan maken, maar dan zijn een paar gezaghebbende mensen nodig die het - liefst ter plekke - kunnen uitleggen en daarmee voor de bevolking proberen de (Hollandse) kou uit de lucht te halen. Voor de Curaçaose gewone man en vrouw vormt het Coho geen bedreiging, voor de overheid hooguit wat extra bureaucratie, maar vooral een extra kans. Met het (politieke) commitment van zes jaar - van beide zijden van de oceaan - kan het verschil worden gemaakt. Mits met geduld, want snel zal het niet gaan. Welke bestuurlijke vorm daarvoor ook wordt gekozen, als die maar honderd procent gefocust blijft werken aan de gezamenlijk geformuleerde doelen.

 

analyse