De peiling van Kenniscentrum Curaçao/UDC, in het Antilliaans Dagblad en Èxtra gisteren heeft - zoals te verwachten - heel wat losgemaakt zo in de laatste week van de Statenverkiezingen van 19 maart. De vraag over de (mate van) betrouwbaarheid komt dan altijd weer opspelen. Coalitie, oppositie en nieuwe partijen plus hun aanhang hebben allemaal hun ideeën. Begrijpelijk en dat mag. Laat vooral duidelijk zijn, zoals deze krant gisteren al nadrukkelijk berichtte, de enige échte peiling vindt plaats op de dag van de verkiezingen zelf. Vóór die tijd is en blijft het speculeren, gissen, inschatten, trends bespeuren en rekenen, maar zekerheid is er pas in de nacht van vrijdag op zaterdag. De peiling is wat het is: een peiling. De onderzoekers zijn naar eigen zeggen zorgvuldig te werk gegaan met voor de zekerheid een extra grote populatie en een langere onderzoeksperiode. Maar er blijven natuurlijk altijd factoren die de uitkomst onzeker maken en zelfs kunnen verstoren. Eén daarvan lijkt de relatief (zeer) grote groep respondenten die géén antwoord geeft. Van alle ondervraagden wil 38 procent niet zeggen op wie ze gaan stemmen. Dat aandeel wordt nóg groter als alleen wordt gekeken naar degenen die zeggen te zullen gaan stemmen: zo’n 47 procent meldt dit ‘vertrouwelijk’ te vinden en weigert het aan de enquêteur kenbaar te maken. Dus bijna de helft behoort tot wat genoemd zou kunnen worden de ‘silent majority’. De één is er stelliger over dan de ander, maar criticasters zeggen - niet onbegrijpelijk - dat over de zwevende kiezer en kiezers die geen antwoord willen geven ‘we feitelijk niets van hun stemgedrag weten’. Is deze groep kiezers gelijk aan de groep die zijn keuze wél kenbaar maakt, en is de uitkomst van de laatste dan ook representatief voor de eerste; of zijn er wezenlijke verschillen? En: kun je zoiets dan wel vertalen naar zetels; zeker ook rekening houdend met een mogelijk groot aantal te verdelen restzetels, gezien de hoeveelheid partijen die meedoet en die mogelijk net niet de kiesdrempel halen? Feit is dat als bijna 50 procent ‘het niet wil zeggen’ dit iets aangeeft over de behoedzaamheid - sommigen zeggen: angst - van een (specifiek) deel van het electoraat, maar ook dat dit waarschijnlijk van invloed kan zijn op het eindresultaat. De peiling kan een indicatie geven van wat er gaande is. Het zal sommigen tevredenstellen en voor anderen is het een luide ‘wake-up call’. Het is in elk geval van belang dat zoveel mogelijk mensen - liefst iedereen - gebruikmaakt van zijn/haar kiesrecht, zodat ook daadwerkelijk de stem meetelt van de ‘silent majority’.

ADCommentaar 800