Van elke gulden die de Nederlandse regering in verband met de coronacrisis als liquiditeitssteun aan Curaçao verstrekt, gaat slechts 35 cent naar het Steunpakket; bedoeld voor sociaaleconomische steunmaatregelen, om de negatieve effecten van de crisis voor economie en werkgelegenheid zo veel mogelijk op te vangen. De rest, 65 cent van elke gulden, gaat naar de overheid. Begrotingssteun en dus geld voor het bestuurlijk en ambtelijk apparaat. Dat is een (erg) scheve verhouding. En, zoals de Centrale Bank CBCS eerder becijferde in verband met een eventuele crisisheffing, als zo’n groot deel van het geld opgaat aan de overheid, komt dat de economie nauwelijks ten goede. In deze tijd waarin, als gevolg van de maatregelen ter bestrijding en voorkoming van Covid-19, vooral het bedrijfsleven in z’n algemeenheid en de toeristische sector in het bijzonder keihard worden geraakt, zou eerder een verhouding andersom voor de hand liggen: 65 procent of zelfs méér voor economie, baanbehoud en weerstandsvermogen, en 35 procent voor de overheid, in verband met terugloop van ontvangsten. De Rijksministerraad (RMR) heeft vorige maand op advies van het College financieel toezicht (Cft), dat zich op zijn beurt mede baseerde op input van de Commissie Noodfonds, ingestemd met verstrekking van 177 miljoen gulden volgens de bovengenoemde verdeelsleutel. De indruk bestaat echter dat binnen de publieke sector de urgentie niet in voldoende mate wordt begrepen en gevoeld. Die indruk wordt versterkt als de regering, ondanks protest van bedrijfsleven en burgers, meldt op zeker moment tóch de omstreden loontrede (periodieke verhoging) van ambtenaren uit te betalen alsook het vakantiegeld in juni. Dit terwijl de overheidskas leeg is. Financiënminister Kenneth Gijsbertha verklaarde vorige week nog dat er sprake is van een negatieve liquiditeitspositie, die de komende maanden alleen maar ernstiger wordt. Hoe kan je iets uitgeven wat je niet hebt? Sterker, als je zwaar in het rood staat en bij een ander moet aankloppen voor hulp? In tijden van crisis moet iederéén pas op de plaats maken. Zo óók overheidsdienaren, die het zeker niet slecht hebben vergeleken met de gemiddelde werknemer in de private sector, laat staan de grote groep werklozen. Integendeel, ze hebben het zelfs erg goed. De krokodillentranen van de ambtenarenbonden zijn dan ook onterecht. Inmiddels maakte de regering gisteren in een ‘circulaire’ de opschorting van uitbetaling bekend. Uitstel dus, geen afstel. Van de loontrede, niet de vakantiebonus. Het kabinet-Rhuggenaath (PAR/MAN/PIN) nam een week geleden een besluit over een pakket maatregelen, zonder aan te geven - te onderbouwen - wat de budgettaire effecten hiervan zijn. Eén ding sprong er direct uit: de verdere verhoging van de omzetbelasting (ob) van in de meeste gevallen nu 6 procent naar straks 9 procent. Opnieuw een lastenverzwaring. Wéér wordt er meer geld uit de economie gehaald om het logge en vooral te dure bestuurlijk en ambtelijk apparaat overeind te houden. Dat is scheef, de verkeerde ontwikkeling en zal contraproductief kunnen werken. Is het niet omdat daarmee de koopkracht en economie worden verzwakt en de inflatie aangewakkerd, dan is het wel omdat er langzaamaan geen vertrouwen meer is dat de duur verdiende gemeenschapsmiddelen op goede, nuttige en efficiënte wijze worden besteed waardoor de belastingbetaler ‘waar voor zijn geld krijgt’. Wanneer gaat dat kwartje eens vallen?

comm