De vraag is of zij met hun brief meer goed dan kwaad bereiken; het schrijven van Cifa, CIFC, KvK en VBC over de Centrale Bank CBCS aan Financiënminister Kenneth Gijsbertha met een kopie aan premier Eugene Rhuggenaath. Natuurlijk zijn er zorgen - en is er ook alle reden tot zorg, welke oorzaken aangepakt moeten worden - de brief veroorzaakt echter meer onrust dan nodig en mogelijk ook dan bedoeld. Dit laatste blijkt onder andere uit de vrees van de KvK-voorzitter dat het document uitlekt.

F04 ANALYSE Crisisdossiers 1 DushiMaar maatschappelijke (belangen)organisaties waaronder het semipublieke orgaan KvK dienen bij voorkeur in de openbaarheid te opereren. Nu zijn ze medeverantwoordelijk voor de consternatie die het document teweegbrengt. Dat komt vooral door de vorm en de heftige woorden die zijn gekozen.

De brief schiet met hagel en daardoor wordt van alles geraakt, maar de vraag is of ook doel wordt getroffen. Van nuance of onderscheid is nauwelijks sprake. Tijdspanne, casussen en betrokken personen worden veelal over één kam geschoren. Zo spreekt de brief van ‘crisisdossiers’ en noemt in verband daarmee de namen van financiële instellingen die hierbij betrokken zijn. Echter, iedereen weet - en zeker bestuursleden van de gespecialiseerde belangenverenigingen Cifa en CIFC - dat dit dossiers zijn die al een lange geschiedenis hebben en zeker niet van vandaag of gisteren zijn. De meeste ‘dossiers’ lopen al vele jaren, soms zelf langer, en die kunnen alleen om die reden de huidige raad van bestuur (RvB) van CBCS niet worden aangerekend, behalve dan dat deel waar zij sinds eind 2017/begin 2018 voor verantwoordelijk zijn.

Wat de lopende ‘rechtszaken’ betreft - in de brief van Cifa, CIFC, KvK en VBC genoemd als argument voor ‘daadkrachtig ingrijpen’ - zal vermoedelijk gedoeld worden op de rechtsprocedures van voormalig Centrale Bank-president Emsley Tromp. Hoe slecht die ook zijn geweest voor reputatie en imago, deze staan natuurlijk los van de huidige RvB van de CBCS. De hoogopgelopen kwestie van de screening van kandidaat-minister Neysa Isenia-Schoop en de vertrouwelijke informatie die daarbij de CBCS verliet, betreft één lid van de huidige RvB - directeur-secretaris Leila Matroos-Lasten (op dat moment president ad-interim) - waartegen de raad van commissarissen (RvC) intussen heeft opgetreden met een officiële waarschuwing. Maar het gaat daarbij niet om de héle RvB.

Dat interim-president Bob Traa eind 2019 al na een half jaar zelf besloot op te stappen is zeer onfortuinlijk, overigens allereerst voor Curaçao. ‘Om diverse omstreden redenen’, stelt de brief van de belangenorganisaties hierover. Dit klopt in die zin dat Traa - zacht uitgedrukt - zeer ongelukkig heeft opgetreden in de kwestie-Ennia, waarbij hij zich tegen alle adviezen in liet meesleuren door de toenmalige minister van Financiën van Sint Maarten om Ennia-eigenaar Hushang Ansary te spreken over een ‘deal’. Iets wat hij naar verluidt later zelf ook betreurde, beseffende dat Ansary niet wenst mee te werken. Een misser dus, zoals Traa ook een miscalculatie maakte door te denken dat de Nederlandse regering wel even 450 miljoen gulden zou lenen om de Giroproblematiek op te lossen en daarvoor drie Curaçaose ministers in Den Haag liet opdraven. Voor niets en dus een afgang.

Zaken liggen (nu eenmaal) vaak veel genuanceerder. Zo ook de oorzaken. Niet de CBCS heeft de problemen bij FCIB, Orinoco, Giro en Ennia veroorzaakt. Ja, het heeft al die voorgaande jaren ontbroken aan adequaat toezicht, of beter: het met succes afdwingen van corrigerende maatregelen. Maar het zijn primair de (aandeelhouders, directies, commissarissen én ook de specifiek met controle belaste auditors/accountants van) genoemde bedrijven zelf die er een potje van hebben gemaakt. Trouwens, in veel gevallen zijn dat prominente leden van de belangenverenigingen in de financiële sector. Ter vergelijking: als een automobilist willens en wetens door rood rijdt, is dat niet in de eerste plaats de politie aan te rekenen. Hoewel de politie is ingehuurd om toezicht te houden op veilig verkeer, is en blijft de automobilist zelf verantwoordelijk voor zijn (rij)gedrag en het al dan niet anderen in gevaar brengen. Dat geldt óók voor FCIB, Orinoco, Giro en Ennia jegens hun klanten en deposanten. Cifa, CIFC, KvK en VBC - alsmede de bankiers- en verzekeraarsverenigingen, die deze brief opvallend genoeg niet medeondertekenden - zouden een meer kritische houding mogen aannemen richting diverse van hun eigen ‘members’.

Nu naar de hoofdboodschap van de internationale financiële sector. Versterking van de RvB van CBCS is een must. Dat staat buiten kijf. Dit werd na het afscheid van Traa direct onderkend en benadrukt door de RvC. De persoon of personen moeten volgens de brandbrief ‘het liefst niet-lokaal’ zijn. Op het eerste gezicht kan er begrip zijn voor dit standpunt, immers ‘om de perceptie weg te nemen van lokale belangenverstrengeling of politieke affiliatie’, zoals de ondertekenaars het noemen. Een buitenlandse directeur is op zich zeker welkom, maar beslist géén garantie op succes. Hoewel Traa door sommigen de hemel in wordt geprezen, is hij eigenlijk een goed voorbeeld van waarom dat niet per definitie noodzakelijk is. Op de allereerste plaats dient te gelden dat iemand capabel is en de integriteitstoets doorstaat. Een functionaris van buitenaf heeft het voordeel dat hij/zij ‘nieuw’ is en een casus met een frisse en onbevangen blik tegemoet kan treden, maar keer op keer blijken lokale kennis van zaken, hoe de netwerken in elkaar steken en inlevingsvermogen ook zeer essentieel. Zowel extern (naar de instellingen toe waar toezicht op wordt gehouden) als intern (het personeel en de deskundigen binnen de eigen gelederen, die het verdienen om als professionals en zonder arrogantie te worden behandeld).

Met hun ‘eis’ dat het iemand van buitenaf moet zijn, spreken de merendeels lokale bestuursleden van Cifa, CIFC, KvK en VBC de facto ook hun eigen positie aan. Zij fungeren immers zelf ook in een complexe omgeving waarin ‘iedereen-iedereen- kent’ en nemen toch gewoon dagelijks verantwoordelijkheid voor hun handelen en beslissingen, als ‘captain of industry’ en als bestuurder van belangenorganisaties binnen deze samenleving. Het dogma ‘Nos mes por (tur kos)’ - We kunnen alles zelf - dat sommigen tegen beter weten in propageren en z’n langste tijd heeft gehad, wil niet zeggen dat Curaçaoënaars niet meer in zichzelf kunnen of mogen geloven. Sterker, geloof in eigen kunnen en eigen mensen is essentieel voor het zelfvertrouwen en ook als signaal naar toekomstige generaties toe. Opnieuw: mits capabel en zuiver op de graad.

In dat verband is het frappant dat de brief van Cifa, CIFC, KvK en VBC eerst begint met de opsomming van enkele recente positieve ontwikkelingen. De internationale financiële sector van Curaçao heeft zelfs ‘in 2019 belangrijke en concrete stappen voorwaarts gemaakt’. Gewezen wordt op de aanpassing van de belastingwetgeving en de goedkeuring van de EU Code of Conduct Group en de positieve houding van het OECD Forum on Harmful Tax Practice, waardoor Curaçao de status ‘Largely Compliant’ volgens de standaarden van de OECD heeft bemachtigd. Ingewikkelde materie, maar uiterst belangrijk voor het voorbestaan van de internationale financiële dienstverlening op Curaçao. Saillant detail is dat dit grotendeels of misschien wel volledig is bereikt door de zogeheten ‘Competent Authority’. Een specialist van eigen bodem: dr. José Jardim. Dezelfde persoon die eind 2017 werd aangesteld als financieel-economisch directeur van de Centrale Bank CBCS en sinds de jaarwisseling optreedt als interim-president. Lid dus van de RvB van de CBCS die lange tijd het werk van ‘Competent Authority’ erbij deed. Dat Curaçao ‘Largely Compliant’ en dus überhaupt nog in business is, is mede aan Jardim te danken. Een lokaal deskundige, ‘zwaargewicht’ zo men wil.

Het wordt tijd voor een ‘time-out’. Curaçao heeft behoefte aan rust, niet nog méér onrust. In plaats van ‘naming and shaming’ - het elkaar zwartmaken voor van alles en nog wat, vaak met de intentie om de aandacht van eigen falen af te leiden - moeten de leiders van het eiland in gezamenlijkheid de grote uitdagingen waar Curaçao voor staat te lijf te gaan. Een kritische houding van maatschappelijke groeperingen is daarbij gewenst en zelfs essentieel, maar niet eentje die meer kapot maakt. In dat verband moeten organisaties als Cifa en CIFC met in hun kielzog KvK en VBC waken voor onjuiste beeldvorming, zoals opmerkingen ten aanzien van de betalingsbalans (een primaire verantwoordelijkheid van politieke bestuurders samen met private sector en niet zozeer van de CBCS) en het openlijk in twijfel brengen van de waarde van de munteenheid. Dit kan (onbedoeld) onnodige paniekreacties veroorzaken en daar is niemand bij gebaat.