Iets is strafbaar, met alle gevolgen van dien, of niet. Maar de wijze waarop het Openbaar Ministerie met de zaak van ex-minister Steven Martina (MAN) is omgegaan wekt op z’n minst de (on)nodige verwarring. Omdat het de eerste keer is dat de Landsverordening integriteit (kandidaat-)ministers - de screeningswet - is overtreden, neemt OM het niet zo heel nauw en stelt dat vervolging ‘niet opportuun is’. Daarom wordt de zaak geseponeerd en wel ‘voorwaardelijk’.analyse
In de tussentijd heeft het Land Curaçao, dat kampt met forse economische terugval vooral door de diepe crisis in Venezuela, maanden zonder een ‘dedicated’ bewindspersoon op de post Economische Ontwikkeling gezeten. De hele kwestie heeft onrust veroorzaakt, binnen de ministerraad en regeringscoalitie, maar ook daarbuiten. Een minister partijgenoot, die zijn handen reeds vol heeft aan de verslechterde overheidsfinanciën - en daarom alle aandacht verdienen - deed Economie erbij. Kortom, allesbehalve een ideale situatie voor een land dat geen seconde tijd te verliezen heeft en juist alle zeilen moet bijzetten om het economische tij te keren. Dat er daarna een vertrouwenscrisis is ontstaan omtrent kandidaat-minister Neysa Scoop-Isenia omdat een geheime interne memo van de Centrale Bank CBCS doorgestuurd is en uitgelekt, is uiteraard het OM niet aan te rekenen, maar is wel een gevolg van het feit dat de partij MAN naarstig op zoek moest naar een andere bewindspersoon; hetzij als tussenpaus, dan wel permanent.
Met de verklaring die het OM gisteren uitgaf, lijkt de terugkeer van Martina weer mogelijk en als dat het geval zou zijn dan is alle heisa voor niets geweest, met veel schade aan imago’s en onderlinge relaties. De vraag is dan ook of het OM zich niet van meet af aan had moeten beperken tot het feitenonderzoek, in plaats van een strafrechtelijk onderzoek waardoor Martina als verdachte werd aangemerkt en wel afstand móést nemen, en op basis van het feitenonderzoek had kunnen concluderen dat de zaak geseponeerd kon worden. Nu blijft er, ongewild, toch een zweem van twijfel bestaan wat de komende jaren nog misbruikt kan en zal worden door politieke tegenstanders. Het OM moet dit zelf ook niet willen, al was het maar om te voorkomen als politiek instrument te worden misbruikt dan wel te worden beschuldigd van het bedrijven van politiek.
De indruk is dat Martina als minister deelnam aan een beraadslaging waaraan hij niet deel had mogen nemen, maar zonder dat hij zich daarvan bewust was. Hij heeft, zo lijkt het, onbewust vooral de schijn van belangenverstrengeling gewekt. Overigens laat deze kwestie zien dat het van belang is dat degene die tot minister wordt benoemd zo spoedig mogelijk de controle over al zijn zakelijke belangen opzijzet, en bijvoorbeeld een pakket aandelen in een stichting parkeert met een bestuur dat voldoende op afstand van hem staat.
Anderzijds geeft het OM een boodschap mee aan de wetgever: de Staten van Curaçao. Het parlement heeft destijds met de Landsverordening integriteit beoogd elke schijn van belangenverstrengeling te voorkomen. ,,Alles afwegend is het OM tot de conclusie gekomen dat het debat over de invulling van integriteitsnormen moet worden gevoerd in de Staten, in de Raad van Ministers en door politieke ambtsdragers.”
Curaçao heeft - zo blijkt - de strengste screeningswet van het Koninkrijk. Sommige juristen spreken zelfs van ‘de waanzinnigheid van de screeningswet’ die met de kwestie-Martina nu ‘voldoende is gestaafd’ en dat het geen wonder is dat het Nederlandse staatsrecht dit niet zo kent. Het is goed om integer (lees: heilig) te zijn, maar heiliger dan de paus hoeft niet. Een screeningswet die kandidaat-ministers vóóraf op integriteit toetst is een nuttig en noodzakelijk instrument. Van andere orde is de vraag wat moet gebeuren als een eenmaal benoemde minister verdacht wordt van een strafbaar feit. Wat dat betreft zou het goed zijn als er een zeef zou zijn, bijvoorbeeld dat eerst het Gemeenschappelijk Hof marginaal toetst of er voldoende aanwijzingen zijn om een bewindspersoon als verdachte aan te merken. Dat zegt nog niets over de uitkomst, maar biedt een zekere waarborg tegen het al te makkelijk aanmerken van een minister als verdachte. Het is onwenselijk dat een niet door het Hof getoetste beslissing van het OM om een minister als verdachte aan te merken, de minister tot aftreden dwingt. De Landsverordening moet alleen al daarom worden aangepast. Overigens bestaat er ook twijfel over de vraag of deze wet niet in strijd is met de Staatsregeling, omdat die destijds niet met minimaal twee derde van de stemmen is aangenomen.