Het Cft adviseerde de Curaçaose minister Kenneth Gijsbertha (MAN) van Financiën op 29 augustus jongstleden ‘per direct een verplichtingenstop in te voeren’. ,,Dit betekent dat er geen nieuwe verplichtingen meer mogen worden aangegaan”, voegde het College financieel toezicht er ter verduidelijking aan toe. Vrijwel exact een jaar geleden, op 31 augustus 2017, had het Cft al geadviseerd om ‘lastenbeperkende maatregelen te nemen, waaronder een verplichtingenstop’. Het advies over een verplichtingenstop werd pas per 15 november opgevolgd. Te laat (wellicht), maar er is meer nodig voor een daadwerkelijke ‘ombuiging’; niet alleen in termen van overheidsfinanciën, maar vooral ook ten aanzien van de economische bedrijvigheid en het vertrouwen dat daarvoor nodig is.cft

Sinds 2013 is Curaçao er (telkens) in geslaagd om een sluitende gewone dienst te realiseren. Daarbij is veelvuldig gebruikgemaakt van incidentele inkomsten, waaronder dividend van de overheids-nv’s en zogeheten BRK-gelden (inkomsten uit de Belastingregeling Koninkrijk). In 2017 werd echter een voorlopig tekort van 133 miljoen (2,4 procent bruto binnenlands product, bbp) gerealiseerd op de gewone dienst. Later is dit iets teruggebracht tot zo’n 116 miljoen. Maar nog altijd een tekort en niet conform de normen van de Rijkswet financieel toezicht.
Gedurende het uitvoeringsjaar 2017 - dat werd gekenmerkt door een politiek zeer roerig eerste halfjaar met achtereenvolgens het kortstondige kabinet-Koeiman, de ‘machtsgreep in het parlement’ met het interim-kabinet-Pisas tot gevolg, de (met een Algemene Maatregel van Rijksbestuur afgedwongen) vervroegde verkiezingen, waarna het huidige kabinet-Rhuggenaath medio het jaar aantrad - verslechterde het beeld aanzienlijk. Voornamelijk als gevolg van achterblijvende belasting- en premieopbrengsten.
In zijn advies van 31 augustus 2017 op de uitvoeringsrapportage over de periode tot en met het tweede kwartaal adviseerde het Cft de nieuwe regering om naast complianceverhogende maatregelen, ook uitgavenbeperkende maatregelen te nemen, waaronder een verplichtingenstop. Toen al. Pas 2,5 maand later werd het advies ten aanzien van de verplichtingenstop ter harte genomen en uitgevoerd. ,,In de tussentijd waren de overheidsfinanciën verder verslechterd, en resteerden er slechts zes weken tot het einde van het jaar, waardoor het te verwachten effect lager uit zou vallen”, blikt het Cft terug in de halfjaarrapportage die onlangs werd gepubliceerd op Rijksoverheid.nl. Waar tot en met juni 2017 nog sprake was geweest van een voorlopig tekort op de gewone dienst van 31,7 miljoen, was dit per eind september opgelopen tot maar liefst 107,2 miljoen.
In het verslag van het ministerie van Financiën over de periode tot en met het derde kwartaal 2017 werden twee stelposten opgevoerd om het verwachte tekort ‘te mitigeren’, zoals dat heet, namelijk een actieplan ‘Verlaging lasten’ ter waarde van 52,5 miljoen, en een actieplan ‘Verhoging belastingopbrengsten’ ter waarde van 50 miljoen. Het Cft had echter toen al ‘onvoldoende vertrouwen in het realiteitsgehalte’ hiervan en heeft minister Gijsbertha daarom gevraagd om een concrete uitwerking van deze posten te geven.
De PAR/MAN/PIN-regering heeft hierna additionele informatie verschaft over het verwachte tekort 2017, welke zij voornemens was om in drie jaar te compenseren, en over de beoogde maatregelen voor 2018 en latere jaren. In 2018 moest additioneel 48 miljoen tekortcompensatie van 2017 worden weggewerkt. Dat lijkt nu niet te lukken en vorige week verklaarde Gijsbertha dit tekort van vorig jaar over meerdere jaren uit te willen smeren.
Verder heeft Curaçao te maken met diverse risico’s die effect kunnen hebben op de begrotingsuitvoering 2018, zoals financiële consequenties van de mee- en tegenvallers van Hospital Nobo Otrabanda (HNO), de ontwikkelingen rond de raffinaderij (en alles wat betrekking heeft op de ‘Venezuela-crisis’, die onmiskenbaar een negatieve invloed heeft op de Curaçaose economie), en de ontwikkelingen bij overheidsentiteiten.
De economie en dan vooral het achterwege blijven van economische groei blijkt sowieso een ‘spelbreker’. Terwijl de gewone dienstrekening, vooral met de inzet van incidentele inkomsten, sinds 2013 sluitend was of zelfs met een overschot werd afgesloten, bleek dit voor 2017 dus niet haalbaar. Mede door de zwakke of negatieve economie. ,,In de periode vanaf 10-10-‘10 was er in Curaçao over de gehele periode bezien sprake van economische stilstand”, stelt de nieuwste halfjaarrapportage van Cft. De inflatie bedroeg over die periode gemiddeld circa 1,5 procent. ,,Doordat er gemiddeld geen economische groei werd gerealiseerd en er geringe inflatie was, maar wel nieuwe leningen zijn afgesloten voor de bouw van het nieuwe ziekenhuis en overige kapitaalinvesteringen, steeg de schuldquote van 32 procent in 2010 naar 45 procent in 2017.” In guldens uitgedrukt gaat het om 2.460 miljoen.
Maar, als er al een paar jaar sprake is van een stilstaande economie, hoe konden voorgaande jaren dan sluitend of zelfs met een overschot(je) worden afgesloten? Zo presenteert de jaarrekening 2016 een positief resultaat op de gewone dienst van 16 miljoen. Cft: ,,Dat 2016 met een positief resultaat werd afgesloten was voornamelijk te danken aan extra dividendopbrengsten van 110,8 miljoen. Deze hogere dividendopbrengsten hebben de tegenvallende baten gecompenseerd.”
Een structureel dividendbeleid en actief aandeelhouderschap maken mogelijk dat al bij de opstelling van de landsbegroting rekening kan worden gehouden met een realistisch bedrag aan te ontvangen dividendopbrengsten van de overheids-nv’s. ,,Dit voorkomt grote incidentele afwijkingen in de realisatie van de baten, verhoogt de inzichtelijkheid en voorspelbaarheid van de begroting en borgt daarnaast de duurzaamheid van het kader waarbinnen de overheids-nv’s hun strategische beleid kunnen waarmaken”, meldt de halfjaarrapportage.
Ondertussen zijn de marges om in de begroting 2018 tegenvallers op te vangen beperkt, iets waar eerder ook de Raad van Advies (RvA) van Curaçao voor waarschuwde. Ook de financiële houdbaarheid van de sociale fondsen blijft een punt van aandacht. Tevens is sprake van te optimistische economische groeiramingen. Deze werd voor dit jaar onlangs door de Centrale Bank neerwaarts bijgesteld tot -1,6 procent. Al met al moet Curaçao - als de spelregels gelijk blijven voor wat betreft het binnen drie jaar wegwerken van het tekort van 2017 - 82 miljoen ‘ombuigen’. Hetzij in de vorm van extra (overheids)opbrengsten of lastenverlagingen, of een combinatie ervan. Een helse klus, zeker in tijden van krimp.
Deze situatie ontlokte bij de top van de Centrale Bank CBCS de uitspraak dat de regering van Curaçao - en overigens ook die van Sint Maarten - ‘klem’ zit; er is geen of nauwelijks economische groei (op grond waarvan gerekend kan worden op meer belastingenopbrengsten), de overheidskas is leeg (althans biedt geen ruimte voor extra beleid) en de ontwikkelingsgelden uit Nederland (waarmee tot 2010 sociale en economische projecten mogelijk waren) horen tot het verleden. ‘Klem’ suggereert dat men geen kant op kan. Dat schept een pessimistische en vermoedelijk ook verkeerde voorstelling van zaken. Natuurlijk zijn de omstandigheden niet gunstig, maar dat is iets anders dan dat Curaçao een verloren zaak is. Wat er dient te gebeuren is allereerst het herstel van het vertrouwen. Verder kan de overheid, net als een huishouden of een bedrijf, niet meer uitgeven dan er is; een verplichtingenstop is daarom een logisch advies en gevolg. Tegelijkertijd moeten projecten die op stapel staan nu daadwerkelijk loskomen en van start gaan; dat wil zeggen dat overheden faciliteren en elke obstakel wegnemen en dat ondernemers doen wat ze moeten doen: investeren en zorgen voor bedrijvigheid. Het Cft dient zorgvuldig én terughoudend om te gaan met het ‘dreigement’ van het adviseren van het geven van een aanwijzing, zeker in tijden van zware economische tegenwind, anders werkt het averechts. En het Koninkrijk dient als back-up. Zoals er steun is voor Sint Maarten na de ramp van orkaan Irma, zo is het goed voorstelbaar dat er - geconditioneerd en gecontroleerd - hulp is voor Curaçao (en Aruba) bij ‘externe schokken’ zoals bijvoorbeeld door de Venezuela-impact. Dat alles moet een ‘ombuiging’ bewerkstelligen, niet alleen qua financiën maar vooral ook weer in meer vertrouwen.