Nederland wordt vanuit de Caribische delen van het Koninkrijk met enige regelmaat beticht van neokoloniaal gedrag. Vaak gebeurt dat te gemakkelijk, maar soms maakt politiek Den Haag het er zelf naar. Zoals met de poging om een meervoudig mislukt topambtenaar met een zwak ontwikkeld inlevingsvermogen als zetbaas op Sint Eustatius te stationeren, met de opdracht het lokale bestuur onder de duim te krijgen. De naam is Jenny Thunnissen. Als directeur-generaal moest ze in 2008 het veld ruimen bij de Belastingdienst toen zich onder haar verantwoordelijkheid een kleine ict-ramp voltrok met grote gevolgen. Die zeperd vormde geen beletsel haar te promoveren tot hoogste baas - inspecteur-generaal - van de Inspectie Leefomgeving en Transport. Omdat de Nederlandse Spoorwegen onder haar neus een paar miljard aan het Fyra-debacle verbrasten, kwam haar carrière in 2015 op dood spoor. Zoals wel vaker in Nederland met hopeloos falende topambtenaren gebeurt: met behoud van een riant salaris en bijbehorende emolumenten werd ze geacht zich beschikbaar te houden voor projecten. En dan kan het handig zijn als je een paar overzeese gemeenten hebt, want wat voor schade kun je nu helemaal in Caribisch Nederland aanrichten? Thunnissen kwam meteen al in aanvaring met het Bestuurscollege van Bonaire met de stelling dat ze geen boodschap had aan afspraken die er - ondertekend en al - bestonden over de taakverdeling tussen de regering en de Openbare Lichamen. Het kwam nooit meer goed dus werd ze uitgeleend aan het ministerie van Economische Ontwikkeling op Curaçao, waar ze als waarnemend secretaris-generaal minister Eugene Rhuggenaath terzijde heeft gestaan op het Isla-dossier. Of ze er wat gebakken heeft, is niet bekend, wel dat Thunnissen sinds eind vorig jaar weer in de markt was voor een nieuwe - zoals dat heet - uitdaging.

PlasterkIn december kondigde minister Ronald Plasterk (PvdA) van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan op zoek te zijn naar een tijdelijk gezaghebber voor Statia met als belangrijkste missie het rebellerende Bestuurscollege aan banden te leggen. Een Caribische kandidaat werd dat karwei bij voorbaat niet toevertrouwd. De Tweede Kamer sprak een sterke voorkeur uit voor een Europese Nederlander die kon buigen op ruime ervaring in het lokale bestuur, bijvoorbeeld een oud-burgemeester. De bewindsman kon zich wel in die aanbeveling vinden, maar begin januari lekte uit dat hij een ‘hoge ambtenaar met affiniteit met de Cariben’ op het oog had: Jenny Thunnissen. Gezien haar bedenkelijke reputatie - ze was destijds vanwege haar autoritaire stijl van leidinggeven ook al weinig geliefd bij haar medewerkers - een buitengewoon onverstandige keuze. Zoals ze de afgelopen jaren Caribische bestuurders hautain tegemoet trad moet zij voor die job bewezen ongeschikt worden geacht. Insiders meenden aanvankelijk dan ook dat haar kandidatuur een slechte grap was. Hoewel het voetenwerk gedaan is door de zich steeds meer macht toe-eigenende secretaris-generaal (SG) van BZK, Richard van Zwol, en de vriendelijke, maar bepaald niet doortastende Rijksvertegenwoordiger Gilbert Isabella, is het onbegrijpelijk dat Plasterk als eindverantwoordelijke niet vol op de rem is gaan staan. Hij bevestigt daarmee wat zijn hele ministerschap kenmerkt: het onvermogen botsingen met zijn Caribische gesprekspartners te voorkomen. Als hij met deze zoveelste uitglijder bovendien de verdenking op zich laadt een partijgenoot (Thunnissen was twintig jaar voorzitter van de PvdA-afdeling in Leiderdorp) aan een mooi baantje onder de zon te hebben geholpen, heeft hij dat geheel aan zijn eigen onhandigheid te danken.
De Kamer voorzag een escalatie van de toch al gespannen verhoudingen tussen Den Haag en Oranjestad en waarschuwde de minister de benoeming niet door te drijven. Toen vervolgens ook het eilandbestuur bezwaar aantekende, hield Plasterk de benoeming wijselijk aan. Hij stuurde Van Zwol spoorslags naar het eiland om een einde te maken aan de patstelling en de bestuurders ‘ambtelijke assistentie aan te bieden’. De coalitie verwelkomde de SG - die weleens niet aardig bedoeld de bijnaam ‘onderkoning van de Cariben’ wordt toebedeeld - met de verrassende voordracht van een eigen kandidaat voor het gezaghebberschap: Alida Francis, die bij de communicatieafdeling van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN) werkzaam is.

De SG had ook een surprise voor zijn gastheren. Nadat hij onverrichterzake naar Nederland was teruggekeerd, bleek dat hij drie in zijn kielzog meegereisde ambtenaren had achtergelaten: Thunnissen, oud-RCN-directeur Sybren van Dam en BZK-beleidsjuriste Linda van de Watering. De Statianen kwamen daar pas achter toen het trio zichzelf per email uitnodigde voor een kennismaking met gedeputeerden en ambtenaren. Onaangekondigd en zonder dat bekend is gemaakt wat hun status is en wat de bedoeling van hun aanwezigheid is. Het eilandbestuur heeft inmiddels in een brief op hoge poten zijn beklag gedaan over het via de achterdeur binnenloodsen van hulptroepen. Wat transparantie betreft kan Den Haag nog wat leren van het kleine Statia, want een kopie van de e-mailcorrespondentie is samen met de brief naar de media gestuurd. De verwoede pogingen van Van de Watering en Thunnissen om een voet tussen de deur te krijgen bij de lokale bestuurders hebben veel weg van de van Jehova’s getuigen bekende brutale opdringerigheid. Eilandsecretaris Koert Kerkhoff antwoordde beleefd dat hij eerst wil weten wat de status van de bezoekers is, wat ze op Statia doen en wat het doel van de gesprekken is. Toen het eindelijk tot de dames doordrong dat ze zich niet naar binnen kunnen bluffen, lieten zij plaatsvervangend directeur Koninkrijksrelaties bij BZK, Dirk Jan Bonnet, een mailtje naar Kerkhoff sturen dat de drie door Van Zwol gedropte ambtenaren bedoeld zijn als ‘extra deskundige bijstand’ voor de (waarnemend) gezaghebber en het Bestuurscollege, met het verzoek hen toch maar gastvrij te ontvangen.
ANALYSEHet eilandbestuur heeft Van Zwol per brief laten weten niet gediend te zijn van zijn achterbakse manier van doen. Kort samengevat verwijten zij hem het achter zijn ellebogen te hebben door de schijn op te houden dat de invulling van de Nederlandse assistentie nog onderwerp van overleg zou zijn terwijl deze al om de hoek stond te wachten, inclusief Thunnissen van wie herhaalde malen kenbaar is gemaakt aan Den Haag dat haar komst volkomen onaanvaardbaar wordt geacht. De inzet van de voormalige topambtenaar in welke functie dan ook kan de proeve van deugdelijk bestuur niet doorstaan, zo wordt Van Zwol ingewreven. Het eilandbestuur toont zich bereid over zijn teleurstelling over de handelwijze van Den Haag heen te stappen als de trukendoos in het vervolg wordt thuisgelaten.
De strategie om Thunnissen alsnog in de positie te brengen de baas over Statia te spelen zonder haar formeel aan te stellen als gezaghebber, maar zogenaamd als assistent van de huidige waarnemend gezaghebber Julian Woodley ligt aan diggelen. Konijn uit de hoge hoed-Thunnissen zit intussen niet stil. Amper op het eiland geland heeft zij een flemerige bedelbrief naar collega Mark Frequin bij I&M in Den Haag gestuurd om budget bij elkaar te scharrelen voor het oplappen van de wegen tussen de haven en het vliegveld en naar de scholen. Kennelijk bedoeld om voor een paar honderdduizend euro asfalt in het gevlij te komen bij de bevolking, in de veronderstelling dat alles in de Cariben te koop is, dus ook populariteit.
Laat er geen misverstand over bestaan: op het Bestuurscollege en de Eilandsraad van Sint Eustatius is veel, heel veel aan te merken. Het overschat de eigen competenties, is roekeloos eigengereid en stelt vaker het eigen belang dan dat van de burgers voorop. Dat schreeuwt om ingrijpen, maar dan met tact en vooral ook respect voor de cultuur die op een klein eilandje in de Cariben anders is dan in Europees Nederland.
Den Haag heeft met het koppel Plasterk/Van Zwol voorop de afgelopen jaren overtuigend aangetoond het vermogen daartoe niet te bezitten. Maar ook niet te willen leren. Dat hun aanpak contraproductief werkt, is ze immers uitputtend ingepeperd in drie dure nota bene door BZK zelf betaalde rapporten. In 2013 constateerde de Inspectie Signalering en Begeleiding onder meer het volgende:
- Het Rijk heeft onvoldoende feeling met de eilanden en te weinig vertrouwen in de eilandsbesturen. Departementen spiegelen veel zaken aan de situatie in Nederlandse gemeenten.
- In Den Haag ontbreekt soms voldoende inlevingsvermogen in de specifieke omstandigheden van de eilanden. Er wordt gedacht vanuit systemen en stelsels zoals dat in de Europees-Nederlandse context gebruikelijk is, maar die mank gaan op de eilanden.
- Het Rijk is onvoldoende in staat tot het (helpen) oplossen van problemen die onder eilandbestuurders en burgers het meest prioritair zijn (armoede, wonen en veiligheid).
In 2014 concludeerde de Commissie Van Gastel/Thunnissen (!) hetzelfde en in 2015 oordeelde de Commissie Spies dat Den Haag beter zijn best moest doen zich in te leven in de lokale situatie en noden en ook eens naar de eilanders zou moeten luisteren. Het heeft weinig uitgehaald. Plasterk liet het gebeuren dat zijn ex-collegaminister Ard van der Steur (VVD) van Veiligheid en Justitie de gemankeerde chef van de Nationale Politie Gerard Bouman naar Sint Maarten stuurde om aldaar zijn gebrek aan diplomatiek talent te etaleren. Daarna mocht deze gestruikelde diender, aan wiens integriteit publiekelijk wordt getwijfeld, ook nog even het Politiekorps Caribisch Nederland als een corrupte bende wegzetten.
Dat de eilanden kennelijk als het afvoerputje voor falende topambtenaren worden gezien, blijkt ook uit de benoeming vorige maand van Hans Leijtens tot ‘kwartiermaker’ voor de Integriteitskamer Sint Maarten. Als directeur-generaal liet hij de reorganisatie van de Belastingdienst uit de bocht vliegen. Terwijl de regering van Sint Maarten nog in dialoog met Den Haag dacht te zijn over de Integriteitskamer loosde Plasterk - zonder afstemming of aankondiging - alweer een gevallen ambtenaar naar de West. En dan nu de lancering van Thunnissen die onder de dekmantel van ‘assistent van de gezaghebber’ de dwarse bestuurders op Statia op de knieën moet krijgen.
We zullen het niet als neokoloniaal betitelen, maar het gedrag van Nederland onder het kabinet-Rutte getuigt van een regenteske inslag die voor een rechtstatelijk Koninkrijk ongepast is. Het verklaart niet alleen waarom de relatie met het overzichtelijke Statia zo gierend uit de klauwen heeft kunnen lopen, maar dat ook op alle vijf andere eilanden reikhalzend wordt uitgekeken naar een nieuwe regering in Den Haag.

Nb. Het zal toch niet gebeuren dat minister Plasterk vlak voor zijn afscheid nog snel even partijgenoot Jacques Tichelaar aan een baan onder de Caribische zon helpt, nu deze zich als Commissaris van de Koning in Drenthe onmogelijk heeft gemaakt door het ambt te gebruiken om familieleden te bevoordelen?