‘OM en Hof moeten onder andere betere administratie voeren’

Van een onzer verslaggevers
Willemstad - Uit een review-onderzoek van de Raad voor de Rechtshandhaving (RvR) blijkt dat het ministerie van Justitie weliswaar bezig is met de uitvoering van de aanbevelingen van een onderzoek uit 2018, maar dat de afronding hiervan om verschillende redenen belet wordt. In 2018 werden in totaal zeventien aanbevelingen gedaan.

F01 OP Crimefonds 5Uit de review (in 2022) blijkt dat hiervan drie zijn opgevolgd, vijf deels opgevolgd en negen niet opgevolgd. Vier van deze niet opgevolgde aanbevelingen hebben betrekking op processen tijdens het afhandelen van projectaanvragen. Maar omdat er geen projectaanvragen in behandeling zijn, kan hier ook geen oordeel over geveld worden. Dat er geen projectaanvragen zijn, heeft er weer mee te maken dat de leden van de Commissie Criminaliteitsbestrijdingsfonds niet zijn benoemd. ,,De Raad verwacht dat binnen afzienbare tijd alle (deels) openstaande aanbevelingen alsnog opvolging krijgen”, zo stelt de RvR dan ook met klem. Want, zo wordt erop gewezen, in het landspakket voor Curaçao is overeengekomen dat de aanbevelingen van de Raad integraal moeten worden opgevolgd. Deze afspraak heeft een impuls gegeven, aldus de RvR, maar, zoals onder andere wetgeving en een goede boekhouding missen nog.
Om het criminaliteitsbestrijdingsfonds (crimefonds) goed op poten te kunnen zetten is het verder nodig dat er wettelijke procedures komen over hoe de inkomsten van het fonds verworven worden. Ook moet er een goede administratie gevoerd worden door het Openbaar Ministerie (OM) en het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.

Om het crimefonds goed te organiseren is het volgens de Raad van essentieel belang dat het Openbaar Ministerie (OM), het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, het ministerie van Justitie en het ministerie van Financiën samenwerken. ,,Het OM en het Gemeenschappelijk Hof van Justitie moeten naar het oordeel van de Raad een degelijke administratie bijhouden van onder meer de opbrengsten verkregen uit de inning van boetes en de netto-opbrengsten verkregen uit de verkoop van bij onherroepelijk vonnis verbeurdverklaarde goederen. Deze wettelijke inkomstenbronnen van het Criminaliteitsbestrijdingsfonds moeten binnen de kortst mogelijke tijd inzichtelijk worden gemaakt.”

De RvR constateert verder dat niet bijgehouden wordt of de gefinancierde projecten uit het criminaliteitsfonds ook voldoen aan alle vereisten. Er zijn namelijk geen prestatie-indicatoren vastgesteld waarmee de Unit Criminaliteitsbestrijdingsfonds of de uitvoerders van projecten inzicht moeten geven in de beoogde prestaties. Het gaat dan om inzicht in bijvoorbeeld de tijdsduur van projecten, aantal deelnemers en de hoogte van de financiële bijdrage. ,,In het kader van de financiering van een project over resocialisatie van jeugdigen moet bijvoorbeeld het aantal jeugdigen worden vermeld, waarop het project zich richt”, zo legt de Raad nader uit.

 ‘Jaarlijks beleidsplan nodig’
De Raad vindt dat het Criminaliteitsbestrijdingsfonds een jaarlijks beleidsplan moet overleggen, met bijbehorende begroting en dat dit opgestuurd moet worden naar het ministerie van Financiën. ,,Omdat de werkelijke bedragen waar het fonds recht op heeft onbekend zijn, wordt de begroting niet in het beleidsplan opgenomen. Hierdoor zijn er vooralsnog geen afspraken gemaakt met het ministerie van Financiën over het opsturen van het beleidsplan”, zo constateert de RvR.

Het valt de Raad ook op dat er een definitie is van het begrip criminaliteitsbestrijding, maar dat het ministerie van Justitie niet gedefinieerd heeft wat onder het begrip preventie moet worden verstaan. ,,Om de transparantie, objectiviteit, onpartijdigheid en doelmatigheid van het fonds te borgen acht de Raad het noodzakelijk om vast te stellen welke projecten in het kader van preventie gefinancierd kunnen worden.”

De aanbeveling om projecten die aanmerkelijk bijdragen aan criminaliteitsbestrijding voor een periode langer dan drie jaar te financieren, is eveneens niet opgevolgd. Blijkbaar is hier een verschil van mening over want in het rapport staat: ,,Anders dan het ministerie van Justitie, is de Raad van oordeel dat de wet de mogelijkheid biedt om projecten langer dan drie jaar te financieren.”

Er is ook geen besluit genomen over de aanbeveling om te overwegen om de minister van Financiën en de minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning elk een lid van de Commissie Criminaliteitsbestrijdingsfonds te laten aanwijzen. De leden van de commissie moeten, onder meer, de voorgedragen financieringsvoorstellen beoordelen en daarover adviseren. ,,Naar het oordeel van de Raad wordt de transparantie, objectiviteit, onpartijdigheid en doelmatigheid van het Criminaliteitsbestrijdingsfonds beter geborgd als de leden niet door dezelfde minister worden benoemd.”