Van een onzer verslaggevers
Willemstad - De Nationale Commissie tot herdenking 160 jaar afschaffing van de slavernij is van mening dat de excuses van de Nederlandse regering niet geaccepteerd kunnen worden, zo meldde zij afgelopen donderdag in een persbericht na een uitgebreide analyse.

CommissieDe commissie heeft de excuses, gepresenteerd door premier Mark Rutte, uitgebreid geëvalueerd, maar betreurt onder andere dat op eenzijdige wijze 19 december aangewezen is als datum ter presentatie van excuses voor het slavernijverleden.
Voordat de Nederlandse regering excuses aanbood op 19 december 2022, heeft de commissie namelijk een brief verstuurd aan minister-president Mark Rutte, hem vragende rekening te houden met de procedure die gevolgd moet worden, hierbij gebruikmakende van beschikbare internationale wetten, praktijken en gebruiken in het aanbieden van excuses in het kader van herstelgerecht.
Ter advies hiervoor is onder andere de Caricom Reparation Commission benaderd.
De commissie heeft, net als vele andere organisaties in verschillende delen van het Koninkrijk en Suriname, op deze manier serieuze oppositie geuit tegen de manier waarop Nederland opeens aankondigde om op deze datum zijn excuses voor het slavernijverleden te presenteren, maar ‘dit niet heeft doen voorkomen dat de excuses plaatsvonden op de manier die Den Haag wilde’, zo wordt verklaard.
Uit een evaluatiebijeenkomst van de commissie, waarvan zowel de regering van Nederland als die van Curaçao een uitgebreid artikel heeft ontvangen, zijn twee conclusies getrokken.
Ten eerste beargumenteert de commissie dat het proces tot het bereiken van excuses op een versnelde en eenzijdige wijze heeft plaatsgevonden. ,,Het feit dat bij voorbaat en eenzijdig, zonder te wachten op resultaten van onderzoeken op enige vorm van herstel, besloten is om een incidenteel gelimiteerd fonds van 200 miljoen euro op te richten ter dekking van onder andere voorlichting en een subsidiesysteem voor sociale initiatieven, is een indicatie dat er bewust door de Nederlandse regering is gekozen om een kader en een limiet op te leggen aan de discussie over herstel(betalingen)”, zo verklaart de commissie.
,,Er kan geconcludeerd worden dat Nederland zelf gewerkt heeft aan plannen wat betreft herstel en zo besloten heeft waar er ‘na de komma’ over gesproken kan worden”, vervolgt het artikel.
Volgens de commissie toont het feit dat Nederland van te voren met klem gezegd heeft dat er geen herstelbetalingen gedaan zullen worden, aan dat er geen enkele bedoeling was om een serieuze dialoog te voeren met de Caribische (ei)landen.
Ten tweede beargumenteert de commissie dat premier Ruttes uitspraak in de zin dat de slavernij gezien kan worden als ‘een misdaad tegen de menselijkheid, die doorwerkt in de levens van mensen hier en nu’, een kwalificatie is die de gebeurtenissen tekortdoet.
,,Op deze manier wordt zowel het aspect van erkenning als het aspect van verantwoordelijkheid gelimiteerd wat betreft misdaden die gepleegd zijn tussen de 17e eeuw en het jaar 1863 onder Nederlandse autoriteit.”
Want: ,,Door haar redenering te beperken tot ‘misdaden tegen de mensheid, volgens normen en waarden, hier en nu’, heeft de Nederlandse regering zich bewust weerhouden van een mening over het onrecht van slavernij in de tijd van gebeuren.”
Als vervolg: ,,Dit houdt in dat de Nederlandse regering zich houdt aan haar standpunt dat koloniale slavernij, gezien de normen van die tijd en in de gebieden waar dit plaats heeft gevonden, compleet legaal en rechtmatig waren.”
De commissie wil zich nu na de evaluatie volop blijven inspannen om tot het punt te komen dat de slavernij en slavenhandel ten tijde van het koloniale tijdperk van Nederland wetmatig gedenomineerd worden als misdaden tegen de mensheid:
,,Deze wet zal onze voorouders postuum tot personen met rechten maken, na eeuwen waarin zij gezien en behandeld werden als handelswaar, zonder enkele mensenrechten.”
Daarnaast wil de commissie dat het programma voor gezamenlijk herstel bepaald wordt nadat Nederland met een wet heeft getoond om verantwoordelijkheid te dragen voor alles wat er onder Nederlandse autoriteit gebeurd is gedurende de periode van koloniale slavernij, want ‘pas op dat moment zou een dialoog kunnen plaatsvinden op basis van gelijkwaardigheid tussen de partijen’.