CBCS bijt van zich af

Van een onzer verslaggevers
Willemstad - ,,De heer Ansary heeft er in al die tijd geen blijk van gegeven rekening te houden met de belangen van de polishouders en daarmee de belangen van Curaçao en Sint Maarten.”

ansaryenniaAldus de Centrale Bank CBCS in een gistermiddag laat uitgestuurd communiqué. Daarin reageert de CBCS op uitlatingen van Parman International bv van de Amerikaanse miljardair Hushang Ansary.
,,De afgelopen jaren is ook meerdere keren geprobeerd om in overleg met de heer Ansary tot een oplossing te komen voor de omvangrijke tekorten bij Ennia. Tot op heden heeft de heer Ansary de problematiek en de omvang daarvan echter niet erkend. Het persbericht van 16 september 2021 van Parman vormt daarvan een nieuwe illustratie.”
De opmerkingen van Parman/Ansary in dat persbericht over ‘de uitstekende financiële conditie van de Ennia-Groep’ bij de start van de noodregeling ‘staan ver af van de werkelijkheid’, schrijft de CBCS. ,,Dat blijkt alleen al uit het feit dat de noodregeling door de rechter is uitgesproken.”
Het is een reactie van de Centrale Bank op het persbericht van Parman naar aanleiding van de CBCS-aankondiging dat Banco di Caribe (BdC), als activum van Ennia, binnenkort zal worden verkocht en wel in het belang van Ennia.
,,Diepgaand onderzoek door de CBCS na het uitspreken van de noodregeling, heeft bovendien uitgewezen dat de tekorten groter waren dan oorspronkelijk gedacht. Die tekorten zijn ontstaan door grootschalige en onrechtmatige onttrekkingen van gelden, terwijl die gelden renderend hadden moeten worden belegd ten behoeve van de Ennia-polishouders.”
Om de ‘onrechtmatige onttrekkingen’ gecompenseerd te krijgen is door de CBCS namens Ennia op 11 oktober 2019 een gerechtelijke procedure gestart tegen verschillende personen, onder wie Ansary, als verantwoordelijken voor het ontstaan van de tekorten. In die procedure staat de zaak op 14 en 15 oktober 2021 voor pleidooi. Dat is twee jaar na het aanspannen van de aansprakelijkheidszaak.
De CBCS legt uit ‘een zelfstandige verantwoordelijkheid’ te dragen voor de uitvoering van de noodregeling bij Ennia. ,,Van begin af aan heeft de CBCS daarbij een zo zorgvuldig en professioneel mogelijke aanpak gevolgd en zich laten bijstaan door verschillende externe deskundigen.”
En, zo voegt de CBCS hier nadrukkelijk aan toe: ,,Dat geldt ook voor het proces om te komen tot de verkoop van BdC.” Daarom acht de Centrale Bank het belangrijk een en ander ‘te verduidelijken’ naar aanleiding van het persbericht van Parman.
,,De CBCS heeft in het kader van de voorgenomen verkoop van de aandelen in Banco di Caribe, een aandeelhoudersvergadering georganiseerd op 25 mei 2021. In het kader van de uitnodiging is een schriftelijke toelichting bij de agenda gegeven aan Parman als aandeelhouder in Ennia Caribe Holding nv (ECH). Parman is niet verschenen, zodat geen besluitvorming kon plaatsvinden. De wet voorziet erin dat de CBCS als bevoegd gezag onder de noodregeling dan zelf in de noodzakelijke besluitvorming kan voorzien. De CBCS heeft hiervan gebruikgemaakt ten behoeve van de verkoop van de aandelen in BdC.”
Daarmee reageert de Centrale Bank op het verwijt dat ECH niet bevoegd was om te beslissen over de verkoop van zijn dochterondernemingen en daarvoor de goedkeuring nodig had van Parman (lees: Ansary).
De CBCS verwijst tot slot ook naar mei dit jaar, toen Parman in een kort geding had gevorderd dat het de CBCS wordt verboden om activa van de Ennia-Groep (zoals BdC) te verkopen. ,,In de uitspraak in dat kort geding van 28 mei 2021 heeft de rechter die vordering (en ook de andere vorderingen van Parman) afgewezen en geoordeeld dat de machtiging aan de CBCS in het kader van de noodregeling ook strekt tot de verkoop van activa.”