'Vooral lokaal kapitaal en indien nodig kapitaal van buiten'

Van een onzer verslaggevers
Willemstad - ,,Gedacht wordt aan zeer omvangrijke investeringen verspreid over vijf jaren,” schrijven de partijen die bij de Curaçaose verkiezingen van 19 maart als winnaars uit de stembus zijn gekomen.

coalitieZonder vooruit te lopen op doorberekeningen van een integraal ontwikkelingsplan duiden de voorlopige berekeningen van MFK en PNP er nu reeds op ‘dat het niet zal gaan om kruimels’. Samen vormen zij met 13 van de 21 Statenzetels sinds een week de meerderheid en hebben het daarmee voor het zeggen.

,,Dit bedrag zal opgebracht moeten worden in een combinatie van lokaal kapitaal en, voor zover nodig, kapitaal van buiten.” En om dat eerste - lokaal kapitaal - toe te lichten en de vanzelfsprekendheid hiervan in de ogen van de aanstaande regeringspartijen, schrijven de leiders Gilmar Pisas en Ruthmilda Larmonie-Cecilia: ,,Immers, ook de lokale financiële instellingen moeten baat hebben bij het economisch herstel”.

Eerder berichtte deze krant dat de nieuw te vormen regering-Pisas kiest voor een IMF-traject, dus met behulp van het Internationaal Monetair Fonds in Washington, in plaats van de weg van de consensus-rijkswet Coho (Caribisch Orgaan voor Hervorming en Ontwikkeling), waartoe Nederland en het nog zittende, thans demissionaire, kabinet-Rhuggenaath begin november 2020 afspraken maakten, gevolgd door ook de regering-Wever-Croes van Aruba en de regering-Jacobs van Sint Maarten.

Het Coho hangt nauw samen met het zogeheten Landspakket. MFK en PNP zien het Coho en kennelijk ook het Landspakket, zoals het nu op tafel ligt, niet bepaald zitten: ,,Niet alleen zijn de effecten van het Landspakket niet in enig economisch model doorberekend, maar ook kan een groot vraagteken worden geplaatst bij de omvang van de te injecteren financiële middelen”.

Het geld dat Nederland via Coho/Landspakket beschikbaar stelt aan Curaçao is in de ogen van Pisas en Larmonie-Cecilia niet genoeg. ,,De MFK en de PNP gaan uit van een beduidend groter bedrag dan wat thans het voornemen is. Wij stellen dat het niet zou moeten gaan om ‘kruimels’, maar om investeringen die naar verhouding in termen van een Marshallplan moeten worden uitgedrukt.”

Er moet in de ogen van de partijen die bezig zijn met de formatie onderscheid worden gemaakt tussen maatregelen die op korte termijn dienen te worden getroffen en de maatregelen in het kader van een integraal ontwikkelingsplan, die voor een gezonde economie op lange termijn zal moeten zorgdragen.

,,Wanneer daarbij het feit wordt betrokken dat circa een derde van de Curaçaose bevolking afhankelijk is van voedselpakketten, hoeft het geen betoog dat niet volstaan kan worden met marginale investeringen.”

Het is nog niet duidelijk gemaakt aan welke orde van grootte voor wat betreft de gewenste omvang van investeringen wordt gedacht - hiervoor zijn ‘nadere berekeningen’ nodig - en ook niet hóe dat precies gefinancierd moet worden, behalve dat dit naar de wens en mening van MFK en PNP met ‘lokaal kapitaal’ kan gebeuren.

De combinatie van de langdurige afbrokkeling van de economie en de ‘coronaklap’ heeft geleid tot een situatie die een integrale en planmatige aanpak vereist om te komen tot ombuiging. Niet alleen moet het ‘bloeden worden gestopt’, aldus Pisas en Larmonie-Cecilia, om de productiecapaciteit van de economie zoveel mogelijk veilig te stellen en armoede te bestrijden. Curaçao behoeft bovendien structurele aanpassingen, teneinde de basis te creëren voor duurzame economische groei, welvaart, welzijn en gezonde overheidsfinanciën. De formerende partijen zijn het er naar eigen zeggen over eens dat om deze twee uitdagingen het hoofd te kunnen bieden, er niet alleen behoefte is aan liquiditeit om de economie draaiende te houden, maar ook een structurele aanpassing om het Land aan te zetten economisch zelfvoorzienend te worden door een omgeving te creëren die bevorderlijk is voor innovatie, investeringen en groei.

,,De MFK en de PNP zijn zich ervan bewust dat een dergelijk aanpassingsproces gepaard gaat met voorwaarden die eventuele crediteuren/financiers zullen stellen en dat toezicht op de naleving van die voorwaarden inherent is aan kredietverlening.”

Dat ‘toezicht met zeer scherpte tanden’ moet wat betreft de aanstaande coalitie vooral komen met de introductie van een Begrotingskamer (die in het verleden werd genoemd in plaats van het College financieel toezicht, dat in het kader van de Rijkswet financieel toezicht sinds 2010 is aangesteld).