Na zaak Elhage doet zich zelfde situatie in Staten voor

Van een onzer verslaggevers
Willemstad - De opvatting van de rechter in de zaak Elhage, thans Statenlid Shaheen Elhage (PAR), dat de leden van de oppositie niet via de rechter kunnen worden gedwongen hun boycot van de Statenvergaderingen te beëindigen, noemt staatsrechtjurist Arjen van Rijn ‘minder gelukkig’. ,,Wegkijken is geen optie.”

elhageHij bespreekt in een publicatie in het Caribisch Juristenblad het vonnis van medio 2020. Dat is actueel, want momenteel doet zich exact dezelfde situatie voor in verband met het toetreden van wederom een nieuw PAR-Statenlid. Dat wordt tegengewerkt waardoor er een impasse is - 10 coalitie en 10 oppositie - en er geen wetten kunnen worden behandeld, laat staan goedgekeurd.
In zijn ogen is sprake van ‘onaanvaardbaar gedrag van de oppositie in de Staten’ en ook toen al, ten tijde dat de kwestie Elhage speelde, verklaarde Van Rijn dat de burgerlijke rechter zou moeten ingrijpen.
Op deze wijze zou kunnen worden voorkomen dat op Curaçao een ontoelaatbare toestand in de zin van artikel 43 lid 2 Statuut zou ontstaan, die alleen nog via ingrijpen door de Koninkrijksregering in Den Haag kan worden geredresseerd. ,,Gelukkig heeft de kortgedingrechter inderdaad ingegrepen, maar het was wel door het oog van de naald”, schrijft de staatsrechtjurist in een noot bij dat vonnis.

De rechter heeft de kwestie vorig jaar opgelost door het Statenlid Marilyn Moses (MP) vast te pinnen op haar stelling dat zij alleen niet aan de Statenvergadering wilde deelnemen zolang geen rechterlijk oordeel was gegeven over de verhouding tussen de in het Kiesreglement geregelde bevoegdheid van een Statenlid om te allen tijde ontslag te nemen en de in hetzelfde Kiesreglement neergelegde termijn van vier weken die een Statenlid heeft om na toelating aan de beëdigingsverplichting te voldoen.
Dat oordeel gaf de rechter in haar kortgedinguitspraak. Aan de voorwaarde van Moses was aldus voldaan. De rechter bepaalde daarom dat Moses in de eerstvolgende Statenvergadering moest meewerken aan de behandeling van het verzoek van het kandidaat-Statenlid Elhage tot toelating tot de Staten. Daarmee was het vereiste quorum zekergesteld. ,,So far so good”, schrijft Van Rijn.
Maar ‘minder gelukkig’ is hij met het vervolg, namelijk het standpunt van de rechter dat de overige leden van de oppositie niet via het gerecht kunnen worden gedwongen hun boycot van de parlementsvergaderingen te beëindigen, omdat geen sprake is van een uitzonderlijk geval dat inmenging van de rechter rechtvaardigt.
De rechter kwam tot deze conclusie in het licht van haar constatering dat de scheiding der machten meebrengt dat de rechter uiterste terughoudendheid moet betrachten bij de beoordeling van geschillen die betrekking hebben op het functioneren van de Staten en van Statenleden en dat de rechterlijke taak slechts in zeer uitzonderlijke gevallen kan meebrengen dat de rechter zich in een dergelijk geschil mengt.

Taak rechter op te treden tegen schending regels

,,Het uitgangspunt is inderdaad juist, maar heeft naar mijn mening een beperktere gelding dan in de uitspraak wordt geponeerd”, stelt Van Rijn in het Caribisch Juristenblad. Uiteraard moet de rechter zich niet mengen in het politieke democratische debat. Daarvoor ontbreekt hem de legitimatie. Het is volgens de staatsrechtjurist ‘echter wel de taak van de rechter om desgevraagd op te treden tegen een schending van de regels’.
Dat geldt ook voor de regels die in de Staatsregeling, het Kiesreglement en het Reglement van Orde voor de Staten zijn opgenomen over de samenstelling en het functioneren van de Staten.
,,Uiteraard behoort binnen het raamwerk van die regels voor de Staten maximale vrijheid te bestaan om het politieke debat te voeren, keuzes te maken en ja, om het politieke spel te spelen. Daarover is geen twijfel mogelijk”, schrijft de staatsrechtjurist.
,,Maar de constitutie en de organieke regels roepen ook verplichtingen in het leven waarover niet kan worden gemarchandeerd. Verplichtingen die de harde kaders creëren waarbinnen het democratische proces en het staatkundig leven zich moeten afspelen.”
Verplichtingen waarvan de (mate van) naleving niet ter vrije keuze van de staatsambten staat, maar ‘die een-op-een moeten worden nageleefd’. Zouden die regels aan de politieke smaak mogen worden onderworpen ‘dan stort het hele gebouw van de democratische rechtsstaat en de rule of law in’.

Van Rijn zei het al eens eerder en zegt het opnieuw: artikel 47 van de Staatsregeling stelt dat de Staten de geloofsbrieven van de nieuwbenoemde leden onderzoeken; deze bepaling roept niet alleen een bevoegdheid in het leven, maar ook een verplichting die moet worden nagekomen.
De deskundige spreekt van zittende Statenleden die verhinderen dat het parlement functioneert in de samenstelling die door de kiezers in vrije en geheime verkiezingen is bepaald; ‘in de democratie een heilig en allerhoogst gegeven’. ,,Daar houdt de terughoudendheid die de rechter zichzelf oplegt op.” De rechter dient erop toe te zien dat geldende juridische - en dus ook staatsrechtelijke - verplichtingen worden nageleefd.
Ingrijpen van koninkrijkswege via een Algemene Maatregel van Rijksbestuur (AMvRB) is niet snel aan de orde, maar alleen - in de woorden van de officiële toelichting op het Statuut - ‘wanneer in het land zelf geen redres van een ontoelaatbare toestand mogelijk zou blijken te zijn’.
,,Dit wordt niet snel aangenomen”, aldus de staatsrechtjurist. ,,Ook omdat ervan wordt uitgegaan dat er altijd nog een rechter is die in staat is degene die de ontoelaatbare toestand veroorzaakt tot de orde te roepen.” Ook de rechter maakt - betoogt hij - aldus deel uit van de interne checks and balances die moeten voorkomen dat het Koninkrijk ingrijpt.
Van Rijn tot slot in zijn bijdrage aan het Caribisch Juristenblad: ,,De rechter heeft uitdrukkelijk een taak in het aantonen van het vermogen van een land om problemen zelf te kunnen oplossen. Die taak moet worden waargemaakt. Wegkijken is geen optie.”

Wilt u meer informatie? Neem een online abonnement op de krant.