Optie Staten: schaaltje lager

Van een onzer verslaggevers

Willemstad - Statenleden kunnen desgewenst kiezen voor een schaaltje lager wat betreft hun bezoldiging. Maar ministers hebben die keuze niet. Hun salaris moet vallen onder de hoogste ambtenarenschaal.

F00RHUGGENAATHDat heeft premier Eugene Rhuggenaath (PAR) op 26 augustus laten weten aan Statenvoorzitter Ana-Maria Pauletta in antwoord op een brief van 4 augustus van de Staten.

Vanuit zowel de oppositie als de coalitie reageerden Statenleden eerder deze maand verontwaardigd en afwijzend toen bleek dat, zonder dat zij daarvan op de hoogte waren, het basisloon op hun salarisslip was verhoogd. De zaak kwam naar buiten nadat documenten waren uitgelekt. Weliswaar blijft, na een correctie en de 25 procent korting op hun arbeidsvoorwaardenpakket, onder aan de streep hetzelfde bedrag over, maar een groot deel van de parlementariërs vindt toch dat het een verkeerd signaal is, in de huidige crisis waarbij van iedereen offers worden gevraagd.

Ook Rhuggenaath geeft in zijn brief nog maar eens aan dat ‘de formele koppeling met de hoogste schaal niet resulteert in een financieel voordeel’. ,,Dat is in de huidige financieel-economische en sociale crisis niet acceptabel.” Het was zaak dat er snel een oplossing werd gevonden voor het ontbreken van de noodzakelijke wetgeving, zo blijkt uit het schrijven. Want het formaliseren van de salarissen van politieke gezagdragers is essentieel om aan de voorwaarden van Nederland, die zijn verbonden aan de tweede tranche van de liquiditeitssteun, te kunnen voldoen. Behalve de 25 procent korting op het arbeidsvoorwaardenpakket van ministers en parlementariërs, eist Nederland dat de arbeidsvoorwaarden van topfunctionarissen binnen de (semi-)publieke sector worden gemaximeerd tot maximaal 130 procent van ‘het nieuw genormeerde salaris van de minister-president van het Land’. ,,Om daaraan daadwerkelijk invulling te kunnen geven is het nodig dat de nieuw genormeerde bezoldiging van de premier (…) vast komt te staan”, aldus Rhuggenaath. Zijn regering heeft gehandeld ‘in belang van continuïteit van bestuur’, want ‘met de door de Rijksminsterraad gestelde voorwaarden kon niet langer meer gewacht worden’. Daarom is ervoor gekozen om, bij gebrek aan wetgeving, uit te gaan van het bezoldigingsbeleid van 2006, met ambtenarenschaal 18 als hoogste schaal voor secretarissen-generaal (SG). Het kan niet zo zijn dat met twee maten wordt gemeten en dat voor politieke gezagdragers schaal 17 als hoogste schaal geldt, en voor ander personeel, zoals de SG’s - die bovendien ondergeschikt zijn aan hun minister -, schaal 18. Dus gingen ministers en Statenleden, wat hun bezoldiging betreft, een schaaltje hoger, van 17 naar 18.

In de brief van 26 augustus schrijft Rhuggenaath dat de concept-landsverordening ‘regelende de geldelijke voorzieningen van de politieke gezagdragers en pensioenvoorzieningen’ klaar is om te worden aangeboden aan de Raad van Advies en vervolgens ‘ter goedkeuring aan de Staten zal worden aangeboden’. Mochten de Statenleden daarvoor kiezen, dan kan hun bezoldiging toch gewoon worden bepaald binnen schaal 17, trede 9. In dat geval zal de concept-wetgeving wat betreft de parlementariërs worden aangepast. Maar ‘voor ministers blijft de verwijzing naar de hoogste ambtenarenschaal van toepassing’.

De Curaçaose premier wijst erop dat de betreffende ontwerp-landsverordening voor wat betreft de Statenleden al ‘in maart 2016 werd goedgekeurd door de commissie voor Huishoudelijke Aangelegenheden van de Staten’. De commissie ging akkoord met het onderbrengen van de bezoldiging van de leden van de Staten in de hoogste ambtenarenschaal, maar niet met de pensioenvoorziening zoals die in de conceptwet was geregeld.