Van een onzer verslaggevers
Willemstad - De Amerikaanse viseconsul James Hogan, die in 2009 op Curaçao vermist raakte, is doodverklaard.

viseconsulDat heeft het Gerecht in Eerste Aanleg bepaald.
Een verzoek hiertoe werd op 15 maart 2017 ingediend door het Consulate General of the United States of America op Curaçao, namens de United States of America. De werkgever van Hogan vroeg het gerecht om te verklaren dat de vermiste op 26 september 2009 rond middernacht lokale tijd, is overleden. Verzocht werd ‘te gelasten dat de vermiste wordt opgeroepen om van zijn in leven zijn te doen blijken, en, als daarvan niet blijkt, te verklaren er rechtsvermoeden van overlijden van de vermiste bestaat’. Dit verzoek is later door de echtgenote en de jongste dochter van de vermiste ondersteund per brief (20 maart 2018) en per mail (26 mei 2018).
Over de vermissing van de Amerikaan, die in september 2008 met zijn gezin naar Curaçao verhuisde om als viseconsul aan het werk te gaan, is nog veel onbekend. Duidelijk is dat hij op 24 september 2009 rond 23.00 uur te voet zijn woning in Toni Kunchi verliet. Ook staat vast dat hij rond middernacht in de buurt van Bapor Kibrá was en dat hij nog enkele minuten telefonisch contact heeft gehad met zijn echtgenote. Vermoedelijk heeft een getuige de vermiste tussen 2.00 en 3.00 uur nog zien lopen aan de Caracasbaaiweg. En uiteindelijk is op 25 september 2009 rond 9.00 uur zijn vermissing gemeld door Hogans echtgenote.
Die middag zijn op aanwijzing van getuigen de broek (netjes opgevouwen) de sokken en de schoenen naast elkaar aangetroffen bij een rots in de buurt van Punta Caballero, een duikplek tegenover Barbara Beach. Op de rotsen zijn bloedsporen van de vermiste gevonden die tot in zee liepen. In het water werden op een paar meter van zijn kleding zijn telefoon aangetroffen en tientallen meters verderop een koksmes. Ondanks uitgebreid onderzoek van verschillende Nederlandse en Amerikaanse instanties is er nooit uitsluitsel gekomen over wat er met de vermiste is gebeurd.
Tijdens de zitting die op donderdag 31 mei plaatsvond, oordeelde het gerecht dat er inderdaad sprake is van omstandigheden die de dood van de vermiste waarschijnlijk maken. ,,Het subsidiair verzochte rechtsvermoeden van overlijden zal dan ook worden uitgesproken. Als de dag waarop de vermiste wordt vermoed te zijn overleden geldt ingevolge artikel 1:414 lid 3 BW 26 september 2009, zijnde de dag volgend op de laatste tijding van leven.” De uitspraak is onlangs openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.