Van onze correspondent
Den Haag - Minister Ronald Plasterk (PvdA) van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties lijkt een streep te hebben gezet onder de commotie over de verwijten van premier William Marlin (NA) van Sint Maarten dat te hulp geschoten Nederlandse mariniers zouden hebben gefaald.

marlinIn reactie op schriftelijke vragen van het Tweede Kamerlid André Bosman (VVD) antwoordt de minister gisteren - dus binnen een dag - het volgende: ,,Het is goed dat er inmiddels van de regeringszijde van Sint Maarten wordt bevestigd dat onze hulpverleners het uiterste doen om de inwoners van Sint Maarten te helpen hun leven weer op te pakken.”
Plasterk voegt eraan toe dat Marlin heeft aangegeven dat hij spijt heeft van de onrust die zijn uitlatingen hebben veroorzaakt en dat hij veel lof heeft voor het werk van de Nederlandse militairen. Voor de Nederlandse regering lijkt de kwestie daarmee afgedaan. De minister gaat in zijn beantwoording nog wel in op het mandaat waarbinnen de militairen moesten opereren.
,,Er heeft continu een afweging plaatsgevonden tussen behoud van openbare orde en veiligheid en hulpverlening aan de bevolking, in overeenstemming met en ter ondersteuning van de lokale autoriteiten. De inzet van militairen gebeurt alleen na een verzoek om militaire bijstand. Dit verzoek is voor de passage van Irma gedaan en door Nederland gehonoreerd. De geaccordeerde bijstand betrof concreet het bemannen van shelters, uitvoeren van damage assessment en ondersteunen van de politie bij het handhaven van de openbare orde. Voor deze inzet geldt dat de militairen onder civiel gezag staan van de autoriteiten van het land. Ondersteuning bij handhaving van de openbare orde gebeurt alleen indien de omstandigheden daar aanleiding toe geven en pas na overleg met de lokale autoriteiten."
Bosman wilde van Plasterk ook horen in hoeverre de regering van Sint Maarten verantwoordelijk is voor de gang van zaken bij de wederopbouw en welke acties deze al heeft ondernomen. ,,In beginsel zou Sint Maarten zelf verantwoordelijk zijn. De Nederlandse noodhulp die wordt verleend vindt plaats op basis van artikel 36 van het Statuut; Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten verlenen elkaar hulp en bijstand. In de Rijksministerraad is vastgesteld en onderstreept dat de landen in het Koninkrijk elkaar hulp en bijstand verlenen, conform het Statuut. Momenteel wordt er door de eilandelijke diensten hard gewerkt aan het herstel van de voorzieningen, maar de capaciteit is gering. De hulp van Nederland, Aruba, Curaçao, het Rode Kruis en VN-organisaties is nog hard nodig", aldus de bewindsman.