Van een onzer verslaggevers

Willemstad - De Raad voor de Rechtshandhaving (RvR) heeft geen goed woord over voor het functioneren van de Voogdijraad op Curaçao. Doordat er niet wordt samengewerkt met ketenpartners, worden de belangen van het kind niet voldoende behartigd.
Zowel voor wat betreft de organisatie als het uitvoerende werk krijgt de Voogdijraad, maar ook de verantwoordelijke politiek flink wat kritiek te verduren. De primaire taak van de Voogdijraad wordt ondermijnd doordat de Voogdijraad niet samenwerkt met de ketenpartners, en er een situatie ontstaat die ‘een belemmering is voor het behartigen van de belangen van het kind’.
In de conclusie van het onlangs verschenen rapport hierover van de RvR staat over de samenwerking: ,,De Raad komt tot de conclusie dat de samenwerking tussen de Voogdijraad en het merendeel van haar ketenpartners slecht is. De door de ketenpartners aangehaalde knelpunten zijn reëel, terecht en gegrond. De Raad concludeert dat het dringend noodzakelijk is om deze knelpunten op te lossen. De Raad concludeert ook dat de nodige inspanningen om tot een betere samenwerking te geraken door het bureau zijn gestaakt.”
Maar er klopt nog veel meer niet bij de Voogdijraad, zo geeft de RvR in de samenvatting van het rapport te kennen. Zo is de organisatiestructuur van de Voogdijraad niet inzichtelijk en de bestuursstructuur met een Raad van Bestuur (RvB) belemmert de praktijk. Voor de inhoudelijke werkzaamheden moet namelijk verantwoording afgelegd worden aan de RvB, terwijl voor financiële en personeelsaangelegenheden verantwoording wordt afgelegd aan de minister. ,,In de praktijk blijkt dat dit tot onduidelijkheden leidt en dat de bevoegdheid van de minister om ten aanzien van bepaalde zaken concrete aanwijzingen te geven, in twijfel wordt getrokken”, aldus de RvR.
Er is ook geen zicht in de functiestructuur, de organieke structuur en personele structuur en normen en/of criteria voor het vaststellen van de formatie of aantal fte’s niet zijn vastgelegd. De functieomschrijvingen zijn niet eenduidig en verder is er geen gedragscode en ook geen eigen formeel integriteitsbeleid. Er is dus geen controle op de interne kwaliteitsnormen. Er worden geen tevredenheidsonderzoeken gehouden onder het personeel. ,,Tevens concludeert de Raad dat noch aan de rechtspositie van het personeel noch aan de benodigde opleidingen prioriteit wordt gegeven”, zo staat in de samenvatting.