Van een onzer verslaggevers

Willemstad - De aannemer belast met het ‘Noodherstel werkzaamheden aan diverse panden in Otrobanda’, die begin dit jaar onder grote druk herstelwerk uitvoerde met het oog op de aankomende carnavalsperiode, is hiervoor nog steeds niet betaald.
Dit blijkt uit een schrijven van aannemer LMB Bouw- en Adviesburo nv naar de Staten. Het parlement gaf begin dit jaar de toenmalige minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning (VVRP), Earl Balborda (PNP), opdracht om de veiligheid te verhogen voor bezoekers in de binnenstand van Otrobanda en langs de carnavalsroute. Het bedrijf voerde werkt uit voor een begroot bedrag van ruim 111.000 gulden. Aannemer Kees den Broeder doet verslag: ,,We hebben opdracht gekregen om een groot aantal panden aan te pakken in Otrobanda en hebben dit in een kort tijdsbestek uitgevoerd en waren gereed voor de grote parade met de complimenten van minister Earl Balborda; hij heeft ons werk diverse malen gecontroleerd en heeft zelfs gevraagd om aan een pand extra werk uit te voeren. De belofte om direct te betalen is helaas niet nagekomen en tot op de dag van vandaag wachten wij op ons geld.” Elders in de documentatie schrijft Den Broeder dat de voormalige minister Balborda en zijn destijds directeur van Ruimtelijke Ordening en Planning (ROP), Darwin de Lanoi, vanaf het eerste moment op de hoogte waren van het bedrag en dat dit geen punt van discussie was. Ze vroegen direct te beginnen en in de weekenden door te werken. ,,Dat beide heren thans niet meer in functie zijn is vervelend, maar het feit blijft bestaan dat ik opdracht heb gekregen van de overheid en dat ik gewoon betaald dien te worden voor de door mij uitgevoerde werkzaamheden”, aldus de aannemer. Uit de chronologische beschrijving van de gebeurtenissen valt op te maken dat De Lanoi per 6 maart met ‘verplichte vakantie’ is gestuurd.
Vele gesprekken met verschillende ambtenaren verder, krijgt de aannemer op 8 juli een brief van Dwigno Puriel met daarin de mededeling dat er maar 15,7 procent betaald kan worden, ‘daar men vindt dat het werk dit waard is’. Een protest hiertegen mocht niet baten. Naar de Statenleden toe schrijft Den Broeder: ,,U begrijpt dat wij imiddeld ten einde raad zijn en ook wij hebben onze verplichtingen, wij dienen ook mensen te betalen en leveranciers; iedereen moet zich hier maar bij neerleggen en begrip tonen voor de minister. Waarom, waarom, waarom? Wij hebben in opdracht werk uitgevoerd en wij willen daarvoor betaald worden. Dat is toch niet meer dan normaal? U kunt toch ook niet in de supermarkt boodschappen doen en dan zeggen ik betaal later wel een keer als het mij uitkomt. Wij hadden verwacht dat de minister dit alles ook teruggekoppeld had naar het parlement en dat iedereen op de hoogte was dat de aannemers niet betaald zijn.”