Van onze correspondent
Utrecht - Het College voor de Rechten van de Mens vindt dat de Nederlandse regering actiever de armoede in Caribisch Nederland moet bestrijden.
In het gisteren uitgebrachte jaarverslag doet het college een dringende oproep aan het VVD/PvdA-kabinet: ,,Neem alle passende maatregelen om te verzekeren dat ten minste de minimum levensstandaard van de bewoners van Caribisch Nederland is gegarandeerd.”
Het college noemt armoede ‘ondanks initiatieven van de lokale overheden en steunmaatregelen van de regering’ een groot probleem. ,,Er zijn veel werkende armen op de eilanden. Veel mensen ‘hosselen’ in de informele economie. Zij scharrelen geld bij elkaar via allerlei losse klusjes die vaak niet langer duren dan een paar uur of een dag.”
In het jaarverslag wordt verwezen naar eerder onderzoek van het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) waaruit onder meer bleek dat de kosten van levensonderhoud vele honderden dollars hoger zijn dan het minimumloon. ,,De conclusie kan niet anders zijn dan dat een groot aantal huishoudens in armoede leeft.”
Voor het Europees deel van Nederland geldt het bijstandsniveau als sociaal minimum. ,,Voor Caribisch Nederland ontbreekt een dergelijk ijkpunt. Dat bemoeilijkt de beoordeling van de mate van armoede en de monitoring van de invloed van de maatregelen die het kabinet neemt.”
Het college maant staatssecretaris Jetta Klijnsma (PvdA) van Sociale Zaken daarom met spoed werk te maken van haar toezegging een norm voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba vast te stellen voor wat een ‘sociaal minimum’ is. Vooralsnog geeft de bewindsvrouw er geen blijk van haast te willen maken.
In het jaarverslag wordt ook stilgestaan bij de vraag in hoeverre het Rijk burgers van Caribisch Nederland andere (lees: minder) rechten toebedeelt dan die in Europees Nederland. Het college wijst ‘afwijkende wetgeving omdat de lokale situatie zo specifiek is’ niet per definitie af, maar voegt daar onmiddellijk aan toe dat voor het niet toepassen van het gelijkheidsbeginsel wel een goede motivatie moet worden gegeven, ‘want onderscheid mag niet willekeurig zijn’.
De mensenrechtenorganisatie uit ook haar zorgen over het (huiselijk) geweld tegen vrouwen en meisjes op de BES-eilanden. Uit een werkbezoek van het college blijkt dat de ernst en omvang van de problematiek groot is. ,,Huiselijk geweld is een hardnekkig probleem omdat het nauw verbonden is met de armoede op de eilanden. Er zijn geen tot weinig voorzieningen om slachtoffers op te vangen en hulp te verlenen. Beleid ontbreekt, de aanpak is gefragmenteerd en weinig intensief.”
Het college stelt voorts vast dat de wijze waarop de berechting van minderjarigen plaatsvindt in strijd is met het ‘Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind’. De verplichtingen uit dat en andere mensenrechtenverdragen (het recht op een eerlijk proces en een behandeling die past bij de leeftijd van de verdachte/veroordeelde) dienen snel te worden geëerbiedigd.
De organisatie erkent dat er met het justitieel jeugdbeleid (gericht op 12- tot 18-jarigen) wel vorderingen zijn gemaakt, maar dat het onder druk van personeelswisselingen effectiviteit dreigt te verliezen. ,,Het werk van de justitiële ketenpartners blijkt dus kwetsbaar en heeft voortdurende aandacht nodig."
Temeer daar het college ‘enkele belangenrijke gaten’ ziet in de jeugdstrafketen zoals het ontbreken van een aparte jeugdinrichting waardoor jonge gedetineerden in gewone cellen verblijven. ,,Een ander voorbeeld is dat er in Caribisch Nederland geen mogelijkheid is voor alleen nachtdetentie. In die vorm van voorlopige hechtenis gaan jongeren overdag naar school en verblijven zij buiten schooltijd in een justitiële jeugdinrichting. Dit bevordert de terugkeer van jongeren naar de samenleving en vergroot de kansen dat zij daarin een constructieve rol spelen. Dat is een van de beginselen van het Kinderrechtenverdrag.”
Het college noemt het ten slotte een knelpunt dat in het voor de BES-eilanden geldende strafrecht 16- en 17-jarigen een levenslange gevangenisstraf opgelegd kunnen krijgen als zij als volwassene zijn berecht. ,,Dit is in strijd met het Kinderrechtenverdrag.”