Door René Zwart
Den Haag - De eerder aangekondigde Algemene Maatregel van Rijksbestuur tegen Sint Maarten is, naar nu blijkt, kort geleden stilletjes voor advies naar de Raad van State gestuurd.
Op 30 januari gaf de Rijksministerraad met de stemmen van de Gevolmachtigde ministers van Sint Maarten, Curaçao en Aruba tegen minister Ronald Plasterk (PvdA) van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het mandaat om een AMvRB voor te bereiden. De dwingende maatregel (het zwaarste instrument dat het Statuut kent) moet de weg vrij maken voor het installeren van een integriteitswaakhond in Philipsburg waarover Nederland de zeggenschap krijgt en de Sint Maartense regering en de Staten mogen toekijken.
Een boze minister-president Marcel Gumbs verweet Plasterk geen serieuze poging te hebben gedaan om het eens te worden over een bij landsverordening op te richten integriteitstoezichthouder. De minister stuurde prompt de zwaarst mogelijke ambtelijke delegatie naar Sint Maarten, maar ruimte voor inhoudelijke onderhandelingen bleek er opnieuw niet te zijn: Het was ‘vrijwillig instemmen’ met zoals Nederland het wil en anders een dwingende AMvRB.
De verwachting was dat in de RMR van 6 maart het besluit zou vallen de concepttekst van de maatregel voor advies door te sturen naar de Raad van State, maar na afloop van de bijeenkomst hulden alle betrokkenen zich in stilzwijgen.
Een goed ingevoerde bron meldde deze krant dit weekeinde dat de adviesaanvraag wel degelijk - dus zonder daar ruchtbaarheid aan te geven - is verstuurd. Gevraagd wanneer dat is gebeurd en waarom er daarvan geen mededeling is gedaan door het ministerie, antwoordde een woordvoerder van minister Plasterk gisteren:
,,De concept-AMvRB is voor advies naar de Raad van State. Dat is onderdeel van de procedure voordat een finale beslissing door de RMR wordt genomen. Tot dat moment behoort een AMvRB in consensus nog steeds tot de mogelijkheden.”
De Raad van State zal twee tot drie maanden nodig hebben om tot een oordeel te komen.
Morgen in het Antilliaans Dagblad: AMvRB mist wettelijke grondslag