Uit het rapport van de door wijlen René Römer voorgezeten Commissie 30 Mei: ,,De verklaring … dient gezocht te worden in het gaandeweg optreden van een gebrek aan politieke lenigheid als gevolg van een bewind van merendeels dezelfde personen, die hun politiek overwicht als vanzelfsprekend waren gaan zien, en hun contacten met vakbeweging … en politieke achterban in het algemeen, waren gaan verwaarlozen.”
Dertig jaar later terugblikkend, schreef dezelfde Römer: ,,De directe aanleiding, kan men zeggen, vond zijn basis in de economische recessie die omstreeks 1955 met de inkrimping van de raffinaderij van Shell was ingezet … Toch zouden de economische recessie en de daaruit voortvloeiende spanningen op de arbeidsmarkt niet die rol hebben kunnen spelen met de gebeurtenissen op 30 mei, als zij niet gevoed waren door een tweede belangrijke factor: het samenvallen van klasse met kleur, een erfenis van een samenleving die tot het midden van de negentiende eeuw slavernij van de neger had gekend.”
Het Curaçao van de jaren 60, voegde Römer toe, ‘was een samenleving waar een zeer subtiele vorm van racisme heerste’. ,,Onder de oppervlakte van een schijnbaar vreedzaam samenleven tussen blank en gekleurd… hadden zich als gevolg van reële, maar soms ook vermeende, ongelijke kansen in de Curaçaose samenleving gevoelens van frustratie opgehoopt die op die dag ongeremd tot uiting kwamen.”
Paul Comenencia,
Nederland