,,Het vinden van de ‘juiste knoppen om aan te draaien’ begint met goed inzicht in de oorzaken van het probleem”

Het Antilliaans Dagblad kwam 11 maart jongstleden met een artikel over de opmerkelijke bekendmaking van de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS) dat deze het jaar 2020 met verlies heeft afgesloten. Én dat naar zijn projecties de komende jaren tot en met 2024 eveneens verliesgevend zullen zijn, en wel zo dat het verlies over de verliesgevende jaren opgeteld in totaal 87,5 miljoen gulden zal bedragen. Dit is opmerkelijk, aangezien niet eerder de CBCS en ook niet zijn voorganger, de Bank van de Nederlandse Antillen (BNA), een verlies moest boeken.ANALYSECBCS
De CBCS schrijft de verliezen toe aan de lage rentestanden op de internationale kapitaalmarkt in verband met de coronacrisis, waardoor de beleggingsopbrengsten van zijn deviezen (de belangrijkste bron van inkomen) lager uitvallen. De verklaring van de CBCS van de verliezen roept echter vragen op. Het is namelijk niet de eerste keer dat de Centrale Bank in Willemstad geconfronteerd wordt met lage rentestanden op de internationale kapitaalmarkt. Voorts, het al dan niet toepassen van een juiste remedie tegen de geprojecteerde verliezen heeft implicaties voor de landen Curaçao en Sint Maarten: cumulerende verliezen van de Centrale Bank kunnen ertoe leiden dat de landen Curaçao en Sint Maarten conform het Bankstatuut kapitaal zullen moeten bijstorten, en het is dan uiteindelijk de belastingbetaler van die twee landen die dan voor de verliezen moet opdraaien.
Lage rentestanden op de internationale kapitaalmarkt zijn er niet voor het eerst: ook tijdens de internationale financiële crisis (2008 en daarna) werd de Centrale Bank (destijds nog de Bank van de Nederlandse Antillen, BNA) met extreem lage rentestanden geconfronteerd, zo toont de historische ontwikkeling van de US Fed Funds Rate. Desondanks wist de BNA in die jaren winst te realiseren. Zo bedroeg de winst voor de BNA (gecorrigeerd voor de ‘license fee’, die in die periode nog als inkomen aan de BNA toeviel) in 2008 en 2009 zo’n 17,7 respectievelijk 5,7 miljoen gulden. Het contrast wordt nog sterker als in de vergelijking wordt meegenomen het feit dat in de jaren 2008/2009 de gemiddelde stand van de officiële deviezenvoorraad aanmerkelijk - circa 50 procent - láger was dan die in 2019/2020. Zo bedroeg in 2008 en 2009 de gemiddelde deviezenstand 1,8 respectievelijk 2,1 miljard gulden, terwijl deze voor 2019 en 2020 zo’n 3,4 respectievelijk 4,3 miljard bedroeg (aldus cijfers op de CBCS-website). Met vergelijkbaar lage rentestanden en een deviezenvoorraad destijds van ongeveer 50 procent van de huidige deviezenvoorraad schreef de BNA nog - gewoon - zwarte cijfers, waar de CBCS nu verlies boekt. Dit vraagt van de Centrale Bank dus om een scherpere en diepere analyse van de oorzaken van de in 2020 gerealiseerde en voor de komende vier jaar geprojecteerde (aanzienlijke) verliezen.
Juist inzicht in de oorzaken van de verliezen is noodzakelijk om te komen tot een gepaste remedie om ‘het lek te dichten’, en wel zonder, of met zo min mogelijk, ongewenste bijwerkingen. Zo oppert de CBCS onder meer om een aantal jaren een deel van de extra opbrengsten uit een verhoging van de license fee voor banken, als inkomen aan de CBCS te doen toevallen. Al eerder is in deze krant aangegeven dat er aan een verhoging van de license fee nogal wat haken en ogen zitten: het IMF beschouwt elke officiële maatregel die ertoe leidt dat het verschil tussen aan- en verkoopkoers van buitenlandse valuta groter wordt dan 2 procent als een zogeheten ‘multiple currency practice’ (MCP). Het IMF-verdrag is ook van toepassing op de monetaire unie Curaçao en Sint Maarten. Naast deze formele aspecten zijn er ook economische aspecten en effecten. Verhoging van de license fee leidt tot een hogere inflatie, met alle gevolgen van dien voor de prijzen, de koopkracht en de binnenlandse economie. Een verschuiving en/of daling in de vraag heeft verder ook gevolgen voor de grondslag van de belastinginkomsten van de overheid. Bij verhoging van de license fee is er ook nog het risico van arbitrage, dat wil zeggen dat betaalstromen naar het buitenland een goedkopere route opzoeken, bijvoorbeeld via Aruba, of op Sint Maarten via de ‘Franse kant’. Ook moet ervoor gewaakt worden om niet al te gemakkelijk te grijpen naar het middel van tariefsverhogingen: eenmaal ontdekt, zal de politiek in de toekomst in de verleiding komen hier weer gebruik van te maken.
Voorts oppert de CBCS de suggestie om het risicoprofiel van zijn beleggingen aan te passen, lees: het accepteren van een hoger risico voor zijn beleggingen. Het is maar de vraag of het aanpassen van het risicoprofiel van zijn beleggingen heilzaam zal zijn in het voorzien in een structurele oplossing voor de geprojecteerde verliezen. Natuurlijk, het zoeken van hogere rendementen kan niet anders dan langs de weg van accepteren van hogere risico’s, maar dat is dus wel een weg waarop men vaker de ‘vingers tussen de deur’ kan krijgen, oftewel geconfronteerd kan worden met tegenvallers en verliezen in de beleggingsopbrengsten. Prudent beleggingsbeleid houdt overigens wel in dat slechts een klein deel van het belegbare vermogen met een hoger risicoprofiel kan worden uitgezet. Dus met verstandig beleggingsbeleid zal een verhoging van het risicoprofiel en dus de te verwachten meeropbrengsten uit beleggingen beperkt blijven.
Een Centrale Bank heeft geen winstoogmerk, maar heeft als missie de uitvoering van publieke, in wetten verankerde taken. Adequate uitvoering van taken brengt onvermijdelijk kosten met zich mee, en het is zaak deze kosten te beperken tot ‘onvermijdbare’ kosten. Het helpt als er van tevoren goede afspraken zijn gemaakt over de financiering van die kosten, rekening houdend met de inkomsten van de Centrale Bank. Zolang er winst wordt gemaakt en de CBCS tot winstuitkering overgaat, is er geen vuiltje aan de lucht, maar er is geen garantie dat er geen tijden aanbreken waarin vanwege verliezen ingeteerd moet worden op het eigen vermogen. Cumulerende verliezen van de Centrale Bank leiden er uiteindelijk toe dat de landen Curaçao en Sint Maarten conform het Bankstatuut kapitaal zullen moeten bijstorten, iets waar zij - gezien de moeilijke financiële situatie waar beide landen toch al in verkeren - niet op zitten te wachten.
Terecht dat de CBCS op zoek gaat naar mogelijkheden tot beperking van het verlies. Maar de daarbij toe te passen remedie moet er niet toe leiden dat het ene probleem wordt opgelost en elders een ander probleem ontstaat, en zeker mag het niet zo zijn dat de door de Centrale Bank toe te passen remedie de inzet betreft van instrumenten die daar niet voor bedoeld zijn en contrair kunnen werken aan haar eigen doelstellingen. Het vinden van de ‘juiste knoppen om aan te draaien’ begint met goed inzicht in de oorzaken van het probleem, in casu de verliezen van de Centrale Bank. Het is dus zeer de vraag of hierin volstaan kan worden met een enkelvoudige verwijzing naar ‘de lage rentestanden op de internationale kapitaalmarkt’.