Sint Maarten hoeft (echt) niet te rekenen op aanvullende Nederlandse financiële steun, zolang opheldering over enerzijds de petitie bij de Verenigde Naties (lees: aanklacht tegen Nederland) en anderzijds het al of niet bestaan van politieke steun voor het Landspakket/Coho-traject uitblijft. Op niet mis te verstane wijze heeft de Rijksministerraad (RMR) aan Philipsburg duidelijk gemaakt dat anders ‘van Nederland niet verlangd kan worden nadere liquiditeitssteun te verstrekken’. Daar is over het algemeen heftig op gereageerd in de publiciteit hierover in de media, omdat Nederland nu ‘hardball’ speelt. Minder aandacht kreeg het feit dat naast Sint Maarten ook Curaçao en in lichtere vorm tevens Aruba te horen kregen dat ze wél dienen te voldoen aan de voorwaarden. Dit laatste - de koppeling voorwaarden/geldelijke ondersteuning - is sinds het uitlekken en daarna publiceren van het advies van de Raad van State voor het Koninkrijk (RvS) plotseling een stuk minder delicaat geworden. Want het advies werd lokaal met enige euforie onthaald, omdat de RvS oordeelt dat de consensus-Rijkswet Coho op sommige onderdelen te ver gaat wat betreft de overlap met autonome bevoegdheden van de drie (ei)landen, maar dezelfde raad geeft ondubbelzinnig aan dat het conditioneren van liquiditeitssteun ‘vanzelfsprekend’ is. Het was juist die koppeling die sommige politici een doorn in het oog is.
Voor Sint Maarten ligt er een in wezen vrij eenvoudige vraag: staan de regering-Jacobs en vooral de Staten nog altijd achter het geaccordeerde Landspakket en het Coho-traject, of houden ze vast aan de daar haaks op staande petitie aan de VN? Het goede antwoord op de vraag kan gelijk 39 miljoen gulden opleveren, de liquiditeitsbehoefte van het eiland voor het tweede kwartaal 2021. Maar dan wel eerst voldoende duidelijkheid omtrent het standpunt van de Staten, aldus de RMR in Den Haag.
Ten aanzien van Aruba geldt dat het voor de komende maanden 237 miljoen florin tegemoet kan zien, maar niet zomaar. Mits en nadat Aruba de tweede Uitvoeringsagenda (voor het tweede kwartaal) heeft ondertekend.
Ook Curaçao heeft nog huiswerk. Ook dat ligt - evenals Sint Maarten - grotendeels bij de Staten, dat de afgelopen periode lange tijd platlag en niet of nauwelijks kon functioneren door de boycot van de huidige oppositie aangestuurd door MFK (vanaf 11 mei de nieuwe coalitieleider). Dat Curaçao (nog) niet voldoet aan de gestelde voorwaarden valt niet direct op, doordat er voor het tweede kwartaal toch geen extra geld naartoe gaat omdat voor de komende drie maanden de liquiditeitsbehoefte ‘nihil’ is. Dat zou voor de vijfde tranche zijn. Echter, voor de derde - reeds ontvangen - tranche is niet aan alle condities voldaan. Het gaat daarbij nog steeds om het vaststellen van de landsverordeningen die zien op de verlaging van 25 procent op het totale pakket arbeidsvoorwaarden van Statenleden en ministers met terugwerkende kracht per 1 juli 2020, alsmede hetzelfde in verband met de maximering van de arbeidsvoorwaarden van topfunctionarissen binnen de (semi)publieke sector en de korting op het totale pakket arbeidsvoorwaarden met 12,5 procent van personeel en topfunctionarissen van de aan de overheid gelieerde entiteiten. ,,Zolang Curaçao deze landsverordeningen niet vaststelt en in werking laat treden, zal het Land niet in aanmerking kunnen komen voor verdere tranches liquiditeitssteun.” Een heldere boodschap voor álle politici van álle partijen - zowel de demissionaire regering-Rhuggenaath (PAR-MAN) als het kabinet-Pisas (MFK-PNP) dat in de steigers staat. Een boodschap van de Rijksministerraad, die zich gesterkt voelt door het oordeel van hoogste adviescollege van het Koninkrijk: namelijk dat het begrijpelijk en logisch is dat de steun wordt gekoppeld aan een hervormingsprogramma. De RMR ‘plays hardball’.

ADCommentaar 800