Analyse
De wittebroodsweken zijn voorbij: de aanvankelijke, blinde liefde van Curaçao voor Guangdong Zhenrong Energy (GZE) is bekoeld en heeft plaatsgemaakt voor een meer rationele, zakelijke benadering van de partner voor de komende decennia. Zoveel kan en mag wel worden opgemaakt uit een communiqué waarin het kabinet-Rhuggenaath (PAR/MAN/PIN) aangeeft enkele besluiten te hebben genomen ten aanzien van het dossier Isla-raffinaderij & GZE. Hoewel hiermee een droom voor sommigen voorlopig als een zeepbel uit elkaar spat, is het verstandig(er) om met beide benen stevig op de grond te staan. De toekomst van Curaçao staat op het spel en daar kan niet zorgvuldig genoeg mee worden omgegaan.
De regering in Fòrti heeft een aantal belangrijke beslissingen genomen en daarmee aangetoond niet aan de leiband van het Chinese staatsbedrijf GZE te lopen, ook al zijn er gouden bergen beloofd. Het belangrijkste besluit is wel dat Curaçao zonder aarzelen vasthoudt aan een gedegen due diligence van GZE. Zoals deze krant eerder onthulde, liet een eerste voorlopig onderzoek door Ernst & Young in Hong Kong zien dat er nog veel open vragen zijn. ‘Red flags’. Dat was op basis van desk research nog voor de jaarwisseling 2016/2017. De zorgpunten zijn vele maanden later nog niet weggenomen. Naar verluidt omdat GZE eenvoudigweg wegloopt voor de antwoorden.
Geen rozengeur en maneschijn
Het gaat dan om de vraag of Guangdong Zhenrong überhaupt wel technisch en financieel in staat is de bestaande Isla-raffinaderij te moderniseren, uit te breiden en schoner te laten produceren; laat staan om op Bullenbaai een geheel nieuwe te bouwen, de oude te ontmantelen en het (sterk) vervuilde terrein te herontwikkelen. GZE bezit zelf geen raffinaderijen, beschikt niet over aantoonbare kennis of ervaring met raffinaderijen en heeft er nooit één ‘from scratch’ opgezet. Informatie over jaarcijfers, het eigen vermogen, schulden, claims en/of lopende juridische procedures blijft uit. Daar komt bij dat uit een recente, uitgelekte mail, blijkt dat GZE momenteel wordt onderworpen aan een (financiële) audit door de Chinese centrale regering met een mogelijke reorganisatie als gevolg. GZE ontkent publiekelijk het bestaan van een vonnis van het hooggerechtshof in Hong Kong in verband met een rechtszaak waarin dochteronderneming Titan Petrochemicals verwikkeld is, als gevolg waarvan GZE zou moeten liquideren. Ondertussen zijn er echter sterke signalen dat dit vonnis er wél is, maar mogelijk niet direct van toepassing is voor het op het Chinese vastenland gevestigde staatsbedrijf. Toch zijn er dan nog grote risico’s. Met het ‘Project Curaçao’ zoals directeur/vertegenwoordiger Bingyan Chen het noemt, is 4 tot 6,5 miljard dollar gemoeid, terwijl GZE volgens voorlopige bevindingen goed zou zijn voor een equity van amper 56 miljoen dollar. Financiers als de China Development Bank lieten na de aanvankelijke ‘letter of interest’ van vorig jaar niets meer van zich horen.
Moet Curaçao met zo’n partner in zee? Een potentiële partner die in het hoogste democratische orgaan van Curaçao, het parlement, een presentatie geeft alsof alles al in kannen en kruiken is. Alsof ze bij wijze van spreken morgen al de Isla-installaties van de Venezolaanse oliemaatschappij PdVSA kunnen overnemen. Alsof ze Curaçao, althans grote delen ervan, reeds in handen hebben en naast een LNG-terminal (voor de productie van liquefied natural gas) een gloednieuwe raffinaderij op Bullenbaai, ook nog de plek van de huidige Isla rond het Schottegat zullen omtoveren tot een Las Vegas-achtige nieuwe stad met wolkenkrabbers en een pretpark met talloze casino’s? Too good to be true, los van het feit dat het natuurlijk de eilandbewoners zélf zijn die de bestemming van hun Curaçao bepalen en niet een GZE. Een mogelijke partner, die dertien maanden na ondertekening van het Memorandum of Understanding (MoU) met toenmalig premier Ben Whiteman (Pueblo Soberano), nog altijd niet in staat is aan te tonen wat GZE technisch en financieel in huis heeft om een groot deel van de ‘rode vlaggen’ weg te nemen. Dat wekt weinig vertrouwen. Helaas, want velen hadden toch hoge verwachtingen. Nu blijkt het allemaal bepaald geen rozengeur en maneschijn.
Dat de bevolking luchtkastelen werden voorgehouden is een kwalijke zaak. Ex-premier Whiteman is daar primair verantwoordelijk voor, mogelijk gedreven door zijn wanhoop dat PdVSA en de regering van de Venezolaanse president Nicolás Maduro in Caracas hem en Curaçao almaar in de kou lieten staan. Maar ook zijn voorganger premier Ivar Asjes (eveneens PS destijds) kan verweten worden een niet-transparante structuur rond het Multidisciplinair Projectteam (MDPT) te hebben gecreëerd, waarbij brokkenpiloot Werner Wiels tot voorzitter werd benoemd. Wiels stuntelde eerder als topman bij financieringsorganisatie Amfo en later als commissaris bij Aqualectra ten tijde van het kabinet-Schotte. Van Asjes kreeg hij niet alleen de vrije hand, maar ook carte blanche. Volgens betrouwbare maar nog onbevestigde berichten zou Wiels er in een paar jaar tijd 19 miljoen gulden doorheen hebben gejaagd. Gemeenschapsgeld van overheids-nv Refineria di Kòrsou (RdK), eigenaar van de door PdVSA gehuurde raffinaderij, waarbij RdK-directeur José van den Wall-Arnemann een twijfelachtige rol heeft gespeeld.
Niet alleen heeft Wiels met het MDPT het land veel geld gekost, zonder resultaat naar nu steeds meer blijkt, maar heeft er ook in wezen geen echt selectietraject plaatsgevonden. Wiels heeft de KPMG-prospectus die naar de internationale markt zou gaan binnenshuis afgekraakt en afgewezen in augustus 2015 en is daarna begin 2016 twee maanden alleen naar China geweest, om vervolgens GZE binnen te laten. Het proces van de zoektocht naar een strategische partner is daardoor niet zuiver geweest. De openheid die vooraf als harde vereiste gold, is door Wiels de grond ingeboord. Het Investment Memorandum voor Isla heeft hij eigenhandig van tafel geveegd, met het argument dat dit niet volledig zou zijn. Nadat Titan de aanbesteding van de LNG-terminal als ‘preferred bidder’ won, met een opvallend zo niet verdacht lage prijs - te laag om er een geslaagde businesscase van te maken - werd GZE als konijn uit de hoge hoed getoverd en naar voren geschoven onder het mom dat er ‘géén garanties van Curaçao worden gevraagd’, waarna politiek Willemstad zich in een zoete slaap liet sussen.
Het keerpunt kwam met het ontslag door de regering van premier Eugene Rhuggenaath (PAR) van MDPT-voorzitter Wiels en de aanstelling van Clift Christiaan, bekend van zijn no-nonsenseaanpak bij de Curaçaose Dokmaatschappij (CMD) en het binnenhalen van Damen Shipyards. Ook de nieuwe Raad van Commissarissen bij RdK liet zich geen fabeltjes voorspiegelen. De due diligence van het wie, wat, waar, hoe en wanneer van Guangdong Zhenrong, die er na het MoU in de Heads of Agreement (HoA) handig buitengelaten en er met de meest recente Addendum-afspraken weer aan toegevoegd werd, móet er komen.
De ministerraad zet GZE nu in wezen op afstand, in afwachting van de gevraagde essentiële stukken en het wegnemen van de zorgpunten, maar blijft in principe nog wel in gesprek. Dat is verstandig, maar van een onderhandelingsplicht (met GZE) is niet langer sprake. Het ‘Plan B’ is in wezen een nieuw traject om een back-up te zoeken (en hopelijk te vinden) voor het geval het inderdaad niets wordt met het Chinese staatsbedrijf. In het verlengde hiervan gaat de regering er niet mee akkoord dat GZE de in principe onder bedenkelijke omstandigheden door dochter Titan ‘gewonnen’ aanbesteding van de LNG-terminal overneemt. Dat zou juridisch ook niet zomaar kunnen ten opzichte van de andere multinationals die een offerte uitbrachten. Maar bovenal wil Curaçao eerst de kat goed uit de boom kijken en meer te weten komen over de partij die zich voordeed als de ‘redder’ van Curaçao.
Tegelijkertijd wil het kabinet zich inspannen om de dialoog met PdVSA en regeringscentrum Miraflores in Caracas weer nieuw leven in te blazen. Een goede communicatie en verstandhouding met het buurland en de staatsoliemaatschappij zijn sowieso cruciaal, ondanks de enorme binnenlandse problemen in Venezuela dat kampt met fors terugvallende productiecapaciteit van ruwe olie en raffinage en de nadelige effecten van de sancties door Verenigde Staten. In welk scenario dan ook, maar zeker ook bij een geordende en soepele overgang van de Isla en olieterminal in andere handen. Wie dat ook zal zijn. De medewerking en welwillendheid zijn vereist bij de veilige transitie van een uiterst complexe zaak als een brandgevaarlijke raffinaderij. RdK en MDPT kunnen veel doen wat betreft de technische uitwerking, maar gezien de Venezolaanse politieke verhoudingen is dialoog op regeringsniveau een must. Inschakeling van het Koninkrijk, zoals in ieder geval het ministerie van Buitenlandse Zaken, is niet alleen gewenst maar ook onmisbaar.
Het is vaker gezegd: de tijd dringt. Per ultimo 2019 verloopt het reeds opgezegde leasecontract met PdVSA. Toch mogen tijd noch eventuele druk van de zijde van bijvoorbeeld het Chinese GZE van oneigenlijke invloed zijn op het proces om tot de beste oplossing voor Curaçao te komen. Dat geldt ook voor de lokale politieke verhoudingen. De regeringspartijen moeten het hoofd koel houden en mogen zich onder geen beding tegen elkaar laten uitspelen. Met gezond verstand moeten PAR, MAN en PIN zich door betrouwbare deskundigheid laten leiden om de rode vlaggen plaats te laten maken voor schone witte rook.