SER: Wet ontoereikend en btw-stelsel beter alternatief

Van een onzer verslaggevers
Willemstad - De regering-Pisas wil het bankwezen de taak geven om de omzetbelasting (ob) te innen en af te dragen, maar de Sociaal-Economische Raad (SER) mist daarbij een afdoende wettelijk kader. De SER vraag zich af of banken belast moeten worden met een inningtaak ten aanzien van de ob die bij de Ontvanger thuishoort.

SER,,De keuze voor het opdragen van de zorg van de inhouding en afdracht van een gedeelte van de verschuldigde omzetbelasting namens de presterende ondernemer aan de lokale banken is opmerkelijk. Zo vloeit de zorg voor de inhouding en afdracht van een gedeelte van de verschuldigde omzetbelasting niet voort uit de wettelijke taak van een bank.”
Dit staat in het allernieuwste advies van de SER, in handen van het Antilliaans Dagblad, dat gaat over verschillende belastingwijzigingen die de minister van Financiën, Javier Silvania (MFK) wil doorvoeren.
Weliswaar wordt door de SER erkend dat er internationaal gezien een tendens is om banken een meer actieve rol toe te kennen in de belastingheffing ‘gezien hun belangrijke rol in het betalingsverkeer (maatschappelijke functie)’, maar er moet wel goede wetgeving ten grondslag liggen aan deze ‘hernieuwde maatschappelijke verantwoordelijkheid van de banken’.
Er is te veel naar de belangen en voordelen voor de Belastingdienst gekeken en ook Stichting Belastingaccountantsbureau (SBAB) en de Ontvanger worden ontlast in hun taken, terwijl er geen evenredige belangenafweging is verricht, zo vindt de SER. Want, zo wordt aangevoerd: ,,De invoering van de voorgestelde regeling zal leiden tot een onevenredige verdeling van de zorgplichten ten nadele van de bank. De bank krijgt een zorgplicht in de belastingheffing die niet voortvloeit uit haar wettelijke taak, noch uit haar huidige rol bij de belastingheffing.”
Dit probleem kan volgens de SER opgelost worden in de bekostigingssfeer, namelijk door de gehele financiering van de uitvoeringskosten door de overheid te laten betalen.
Maar er is ook nog een ander alternatief mogelijk, namelijk de invoering van het btw-stelsel. Btw is ook een soort ob maar het voordeel van het btw-stelsel is dat de detailhandelaar ob betaalt aan de leverancier, deze vervolgens met een eigen ob-percentage doorberekent aan de klant en dat zodra dit gebeurt, de detailhandelaar de betaalde ob aan de leverancier kan terugvorderen. Dit is dus een incentive voor de detailhandelaar om de door de klant betaalde ob af te dragen.
De SER noemt nog wat aandachtspunten: wat zijn bijvoorbeeld de sancties voor de banken bij niet-naleving? En hoe wordt het afgedragen ob-bedrag van banken gekoppeld aan de ob-aangifte van de belastingplichtigen? En wat heeft het voorstel voor gevolgen voor de toezichthoudende rol van de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten? Moet dan de Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen gewijzigd worden?
Verder constateert de SER eventuele strijdigheden met het afdragen van ob en het bankgeheim, dat wil zeggen ‘de verplichting van banken tot geheimhouding van alle gegevens die aan de bank zijn toevertrouwd door zijn cliënten’. De relatie tussen de bank en zijn cliënt kan op gespannen voet komen te staan. Verder kan het voorkomen dat de bank ob afdraagt, terwijl geen verplichting tot afdracht van omzetbelasting bestaat, aangezien de ondernemer daarvan vrijgesteld of ontheven is.

Invoering van een btw-stelsel
,,Het btw-stelsel is bij uitstek een efficiënte fiscale maatregel voor het genereren van belastingopbrengsten voor de overheid, aangezien het btw-stelsel geen marktdistorsies veroorzaakt en als een stimulerende factor kan worden aangemerkt voor tax compliance door de detailhandelaar”, zo voert de SER aan. In een modern btw-stelsel moet elke detailhandelaar het volledige bedrag aan btw in rekening brengen bij de consument, maar betaalt slechts het btw-bedrag dat betrekking heeft op de eigen toegevoegde waarde aan de Belastingdienst. Een voorbeeld: De leverancier brengt 10 procent ob in rekening bij de handelaar. De handelaar brengt 15 procent in rekening bij de klant en draagt daarvan 5 procent (ob) af aan de belastingdienst. De handelaar houdt vervolgens 10 procent over, als zijnde terugbetaling van de kosten die hij gemaakt heeft bij de leverancier.
SER: ,,De filosofie die hierachter schuilt is dat de detailhandelaar minder snel in gebreke zal blijven. De detailhandelaar die gebruik wil maken van aftrek van betaalde voorbelasting dient eerst te voldoen aan de aangifteverplichting, hetgeen de tax compliance zal verhogen. Bovendien controleert het systeem zichzelf, omdat de partijen in de keten van elkaar afhankelijk zijn voor wat betreft afdracht en terugvordering van btw. Btw kan uitsluitend worden teruggevraagd wanneer de volgende afnemer in de keten de btw heeft betaald. Al met al zullen de uitvoeringstaken van de Belastingdienst c.q. SBAB verlicht worden zonder een vergaande zorgplicht aan de banken op te leggen.”
De SER verwijst verder naar het Internationaal Monetair Fonds (IMF) dat meerdere malen de invoering van een modern en eenvoudig btw-systeem heeft aanbevolen aan Caribische landen, waaronder Curaçao. De SER constateert dat in tegenstelling tot Curaçao, Suriname wel de aanbevelingen van IMF heeft opgevolgd. De regering van Curaçao legt echter de focus op reorganisatie van de Belastingdienst alvorens het btw-stelsel in te voeren. Maar, zo onderschrijft de SER: ,,Een goed opererende Belastingdienst is belangrijk, maar deze trajecten moeten parallel worden uitgevoerd. De SER durft hierin zelfs verder te gaan: om niet achter de feiten aan te lopen zou een Belastingdienst ingericht en georganiseerd moeten worden op basis van het gekozen en ontworpen belastingstelsel, en niet omgekeerd.”