SER over optrekken minimumloon

Van een onzer verslaggevers
Willemstad - Vanuit sociaaleconomisch en macro-economisch oogpunt is het ‘fair en verdedigbaar’, vindt de Sociaal-Economische Raad (SER), om - ondanks de te verwachten negatieve korte termijneffecten - het minimumloon op Curaçao per 2023 met 11,2 procent op te trekken.

MinloonDat stelt de SER ‘na een zorgvuldige afweging van de betrokken belangen’. Het nog niet openbare advies is in handen van het Antilliaans Dagblad. De SER komt, na een uitgebreide analyse waarin met allerlei factoren en gevolgen rekening is gehouden, ‘met eenparigheid van stemmen’ tot dit eindoordeel.
Alhoewel er aan het voorstel van minister Ruthmilda Larmonie-Cecilia (PNP) van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn (SOAW) ‘ernstige kanttekeningen’ kunnen worden geplaatst - hoofdzakelijk vanwege het ontbreken van een deugdelijke inhoudelijke, juridische en cijfermatige onderbouwing en motivering - zijn deze bezwaren in beginsel niet dermate zwaarwegend dat een verhoging van het bruto wettelijk minimumuurloon tot 10,70 gulden met ingang van 1 januari aanstaande wordt afgeraden.
Binnen de SER, gevormd door werkgevers- en werknemersorganisaties en onafhankelijke leden, bestaat er ‘breed draagvlak’ voor de notie; namelijk dat, gelet op een inflatieprojectie van 6,3 procent voor 2022 als gevolg van de forse stijgingen van met name brandstof- en voedingsprijzen en de verwachting van een wereldwijde recessie in 2023, het een gedeelde verantwoordelijkheid is van zowel de sociale partners als de overheid om geëigende maatregelen te treffen.
Het gaat dan om maatregelen ter waarborging van ‘een leefbaar inkomen’ zodat huishoudens met een of meer werkenden een menswaardig bestaan kunnen leiden; ondernemers niet te maken krijgen met onevenredige en ondraaglijke loonlasten, die vervolgens op de consument worden afgewenteld; banen behouden blijven; ondernemingszin en ondernemerschap niet verloren gaan; en het algehele maatschappelijke welzijn zoveel mogelijk op een aanvaardbaar niveau blijft of wellicht zelfs versterkt wordt, hetgeen - vanuit mensenrechtelijk perspectief bezien - een morele plicht is van alle betrokken actoren.
In het verlengde daarvan vindt de SER het sterk aan te bevelen ‘gericht beleid te voeren ter bevordering van de arbeidsproductiviteit’. Verder vraagt de raad aandacht voor bevordering van een duurzame economische ontwikkeling, ‘waarbij er sprake dient te zijn van een verschuiving in werkgelegenheid van laagproductieve bedrijfstakken naar hoger-productieve sectoren’.
Naar het oordeel van de SER dient dit gepaard te gaan met flankerend beleid dat middels bipartiete (werkgevers en werknemers) en tripartiete sociale (regering en sociale partners) dialoog dient te worden geformuleerd, uitgevoerd en periodiek geëvalueerd. Tot slot adviseert de SER de methodiek/systematiek van minimumloonaanpassingen verder te objectiveren, rationaliseren en simplificeren.

Te weinig oog SOAW voor arbeidsproductiviteit
Uit onderzoek blijkt dat de arbeidsproductiviteit ‘al jaren negatief bijdraagt aan economische groei’, schrijft de SER. Met andere woorden: al jaren is er sprake van een negatieve groei in de gemiddelde arbeidsproductiviteit. Op sectoraal niveau wordt geconstateerd dat sectoren waar voornamelijk het minimumloon van toepassing is - namelijk de bouw, groot- en kleinhandel en hotels en restaurants - sectoren zijn waar de arbeidsproductiviteit niet gegroeid is en waar bet niveau onder het gemiddelde productiviteitsniveau van het land ligt. Dit zijn juist de sectoren die de meeste arbeidsplaatsen bieden. Er is sprake van een verschuiving in werkgelegenheid van hoogproductieve bedrijfstakken naar lager-productieve sectoren. Dit moet precies andersom, betoogt de SER.
In het licht daarvan vraagt de SER wederom aandacht voor beleid ter bevordering van de arbeidsproductiviteit in het algemeen en voor de daarmee samenhangende prioritering van sectoraal beleid ter bevordering van een duurzame economische ontwikkeling. ,,Immers, volgens het lnternationaal Monetair Fonds (IMF) is het verhogen van de arbeidsproductiviteit een voorwaarde voor bet ontsluiten van bet groeipotentieel van Curaçao om duurzame economische ontwikkeling te kunnen bewerkstelligen.”
Bij het vaststellen of aanpassen van het minimumloon beveelt de SER aan de arbeidsproductiviteit in ogenschouw te nemen. Geadviseerd wordt de gemiddelde arbeidsproductiviteit in een land te meten als het bbp (bruto binnenlands product) per gewerkte uur. Evenzo kan de arbeidsproductiviteit op sectoraal niveau gemeten worden door gebruik te maken van de btw (bruto toegevoegde waarde) van de betreffende bedrijfstak. Het BBP per gewerkt uur is op Curaçao echter vaak niet voor handen door bet ontbreken van het aantal gewerkte uren, waardoor de productiviteit per gemiddelde werkende als benadering gebruikt wordt.
De SER constateert dat minister Larmonie-Cecilia van SOAW het gehele spectrum aan sociale en economische indicatoren ‘niet of onvoldoende in acht heeft genomen bij de afweging van de behoeftes van werkenden on hun familie tegen de sociale en economische factoren’.
,,Uit de ontwerpregeling kan worden afgeleid dat de minister in grote mate de behoeftes van werkenden en hun families (het bestaansminimum en koopkrachtbehoud) kennelijk zwaarder laat wegen en in mindere mate aandacht besteedt aan de sociale en economische indicatoren.”
Deze constatering vloeit voort uit het feit dat specifieke sociale en economische indicatoren, bij de afweging van de betrokken belangen, summier aan bod komen of zelfs volledig ontbreken. Het gaat dan onder meer en allereerst over de arbeidsproductiviteit. Maar ook om sociale en economische indicatoren als rentabiliteit van ondernemers; inkomensverdeling; werkgelegenheid; en socialezekerheidsuitkeringen.

Arbeidsproductiviteit
De arbeidsproductiviteit is de waarde van de productie van een gemiddelde werknemer in het land of bedrijfstak, gegeven de bestaande niveaus van kapitaal en technologie. Door bij aanpassingen van het minimumloon rekening te houden met de arbeidsproductiviteit, wordt ervoor gezorgd dat zowel werkgevers als werknemers een deel van de vruchten van de vooruitgang ontvangen.
Het loon dat werkenden uitbetaald krijgen is een vergoeding voor geleverde arbeid. Wanneer het minimumloon hoger ligt dan de arbeidsproductiviteit of de toename van het loon hoger ligt dan de marginale toename van de arbeidsproductiviteit, kan dit als gevolg hebben dat werkenden in de laagste loonlagen uit de markt geprijsd worden. Bepaalde werknemers, voornamelijk minimumloners, worden relatief te duur. Werkgevers kunnen overwegen om laagopgeleide werknemers (vaak minimumloners) te vervangen door hogere opgeleide werknemers van wie de productiviteit wel opweegt tegen de hogere kosten.