In beroep tegen aanwijzing: Curaçao kan geen ijzer met handen breken
Van een onzer verslaggevers
Den Haag/Willemstad - ,,De Raad van Ministers kan geen ijzer met handen breken”, betoogde advocaat Arjen van Rijn gisteren namens Curaçao in verband met het beroep tegen de aanwijzing van de Rijksministerraad (RMR).
kabinetHet kabinet-Rhuggenaath in Willemstad blijft hameren op ‘langere termijnen’ voor compensatie van de tekorten uit 2017 en 2018 en eventueel ook 2019 en voor het uitvoeren van de overeenkomst met het Algemeen Pensioenfonds Curaçao APC. ,,Dat is in het belang van een voortvarend herstel van de financieel-economische situatie in Curaçao en in het belang van de Curaçaose samenleving.” Het beperken van die termijnen tot een periode van drie jaar, 2020-2022, zoals de RMR wil, is niet in dat belang. Aldus de raadsman van Curaçao.
De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk hield gisteren een openbare hoorzitting over het Koninklijk Besluit (KB) van 12 juli dit jaar, waarbij door de RMR in Den Haag aan Curaçao een aanwijzing is gegeven.
In de aanwijzing is bepaald dat Curaçao het tekort van (eerder nog) 112 miljoen gulden op de begroting van 2019 moet compenseren. Verder moet Curaçao van de RMR de tekorten op de begrotingen van 2017 en 2018 compenseren met overschotten op de begrotingen van 2020, 2021 en 2022. Ook staat in de aanwijzing dat Curaçao de schulden aan het APC en de Sociale Verzekeringsbank SVB uiterlijk op 31 december 2022 moet hebben afgelost.
Het beroep betreft een verschil van opvatting tussen de regering van Curaçao en de Koninkrijksregering over de termijnen waarbinnen de begrotingstekorten en achterstallige verplichtingen moeten worden gecompenseerd en afbetaald. ,,Curaçao wil de ombuiging op een verantwoorde manier laten plaatsvinden, in het besef van de noodzaak ervan, maar ook gegeven de realiteiten waarmee Curaçao te kampen heeft”, aldus Van Rijn.
Volgens de aanwijzing moet binnen drie jaar een bedrag van 169,5 miljoen op de gewone dienst van 2017 en 2018 worden gecompenseerd. Inmiddels staat vast dat het tekort over 2018 - in plaats van 52,7 miljoen - hoger is, namelijk 58,5 miljoen bedraagt, zodat het definitieve tekort op 175,3 miljoen uitkomt. Dat is per jaar 58,4 miljoen.
Daar bovenop moet binnen drie jaar een bedrag van 147 miljoen aan achterstallige betalingen aan het APC worden afgedragen. Op grond van de overeenkomst met het APC moet in die periode 44,1 miljoen worden afgedragen. De meerafdracht op grond van de aanwijzing bedraagt dus 102,9 miljoen. Dat is per jaar 34,4 miljoen.
In totaal - tekortcompensatie én APC-afdracht - betreft het voor drie jaar een bedrag van 278,2 miljoen. Dat is per jaar 92,8 miljoen dat extra op de begroting moet worden gevonden.
De economie van Curaçao is op dit moment extra kwetsbaar als gevolg van de politieke, maatschappelijke en economische crisis in Venezuela, zo legde de raadsheer uit. Die crisis heeft een groot effect op het toerisme, de handel en bovenal op de raffinaderij. Deze ligt feitelijk al sinds geruime tijd stil.
,,De uitstraling hiervan is groot. Direct en indirect wordt 25 procent van de Curaçaose economie door de crisis in Venezuela geraakt. De economie van Curaçao is sinds 2016 met ten minste 7 procent gekrompen. Dat is dramatisch.”
Dit heeft uiteraard ook de overheidsfinanciën geraakt, vervolgde Van Rijn zijn betoog. Het kabinet in Fòrti heeft hierop tot dusver ‘al maximaal gereageerd’. Door het op korte termijn nemen van maatregelen is bewerkstelligd dat het tekort op de gewone dienst in 2018 ten opzichte van 2017 meer dan gehalveerd kon worden van 116,8 tot 52,7 miljoen. In de begroting 2019 is het uitgavenplafond wederom met 55 miljoen verlaagd. ,,De Raad van Ministers heeft dus laten zien dat hij handelt en zijn verantwoordelijkheid neemt.”