Van een onzer verslaggevers
Willemstad - De Raad voor de Rechtshandhaving (RvR) constateert dat er in de afgelopen jaren amper concrete plannen en acties zijn ondernomen om zijn aanbevelingen voor een betere grenscontrole op Curaçao uit te voeren. Conclusie van de raad is dan ook dat de grenscontrole op Curaçao ‘niet op peil is’ en dat de aanbevelingen uit een eerder rapport alsnog moeten worden uitgevoerd.

rvrgrenscontroleDe RvR schrijft dit in een reviewonderzoek naar aanleiding van een onderzoek van de raad uit 2013 over de grenscontrole op Curaçao waarin diverse knelpunten en tekortkomingen naar voren kwamen.
Een van de knelpunten is volgens de raad dat er nog steeds te weinig samenwerking is tussen de grensbewakingsdiensten. Zo werd de Koninklijke Marechaussee (KMar) ten tijde van het onderzoek niet meer bij de luchthaven ingezet omdat de flexpool-overeenkomst was verlopen. De kustwacht heeft daarnaast niet voldoende capaciteit om alle scheepvaartcontroles uit te voeren, zoals steekproefcontroles bij de Venezolaanse barkjes. En het feit dat ook de andere diensten te kampen hebben met gebrek aan personeel en geld, staat een intensievere samenwerking in de weg. De raad constateert dan ook dat door gebrek aan samenwerking belangrijke grenstaken (maritiem en bij de luchthaven) niet effectief worden uitgevoerd. Wel is de raad ‘verheugd’ te zien dat de diensten het belang van samenwerking inzien en een werkconferentie hebben georganiseerd waarbij alle partners in de grensbewaking van de landen van het Caribisch deel van het Koninkrijk vertegenwoordigd waren. De raad hoopt dat hiermee een eerste stap is gezet tot concrete samenwerkingsvormen.
De raad constateert verder dat de bevoegdheden van de grensbewakers - bijvoorbeeld het ophouden voor verhoor en het verrichten van onderzoek aan de kleding - nog niet uitdrukkelijk in de wet zijn opgenomen. Dit was een aanbeveling van de raad in 2013 en is dus niet opgevolgd. De maatregelen zijn volgens de raad ‘ingrijpende dwangmiddelen die een vrijheidsbeperkend karakter hebben’ waardoor bevoegdheden hiertoe in de wet thuishoren.
Ook de ‘Onderlinge regeling samenwerking op het gebied van de vreemdelingenketen’ is nog steeds niet uitgevoerd, schrijft de RvR. Een van de vereisten van deze regeling is de benoeming van een vreemdelingenautoriteit. En, in tegenstelling tot Bonaire, Sint Eustatius en Saba en Sint Maarten, heeft Curaçao zo’n autoriteit nog steeds niet benoemd. Curaçao heeft ook geen procedureregels vastgesteld voor het geval een vreemdeling de toegang wordt geweigerd. Een andere bepaling uit de onderlinge regeling is het gebruik van zo eenduidig mogelijke registratienormen en ICT-systeemprotocollen tussen de landen. Volgens de raad zijn de ICT-systemen van de landen in het Caribisch deel van het Koninkrijk niet verenigbaar en er is ook niet onderzocht of een koppeling met het ICT-systeem van Nederland mogelijk en wenselijk is.
Nog een aanbeveling die niet is opgevolgd, is het introduceren van rechtsmiddelen tegen de beslissing om toegang te weigeren. Er zijn hierbij ‘noch concrete plannen noch acties ondernomen’. De raad schrijft dat Curaçao wel een Ministeriële Beschikking heeft opgesteld waarin dit recht is vermeld, maar het modelformulier wordt om praktische redenen niet gebruikt bij de luchthaven. Het knelpunt dat volgens de raad ook nog moet worden opgelost is het feit dat sommige vreemdelingen door de financiële situatie in hun thuisland nooit kunnen aantonen over voldoende middelen van bestaan te beschikken. Curaçao is van plan een garantstellingsregeling te introduceren zodat een ingezetene van Curaçao voor een vreemdeling garant kan staan.
Al met al is de conclusie van de raad dat verschillende aspecten van de grenscontrole ‘nog steeds onvoldoende zijn geborgd’ en de raad vraagt de regering dan ook om zijn aanbevelingen uit 2013 alsnog uit te voeren.