Van een onzer verslaggevers
Willemstad - InterCaribbean is niet schadeplichtig jegens een van de contractspartijen bij de Heads of Agreement (HoA) geworden. ,,Insel heeft geen schade geleden die aan interCaribbean valt toe te rekenen”, aldus advocaat Michael Bonapart vrijdag voor het gerecht.

intercaribbeanDe 100 miljoen dollar schuldenlast heeft Insel opgelopen ‘door jarenlang een inefficiënte bedrijfsvoering’ te hanteren, waardoor bestaande schuldeisers niet betaald konden worden en aanvullende leningen moesten worden afgesloten om tijdelijk te overleven. Leningen die op hun beurt ook niet door Insel bekostigd konden worden.
,,InterCaribbean is niet verantwoordelijk voor die schuldenlast”, stelt de verdediging van iC in antwoord op het dreigement van bewindvoerder Rogier van den Heuvel van Insel voor 120 miljoen dollar conservatoir beslag te leggen: als iC niet het crediteurenakkoord redt en neertelt, dan moet Insel alsnog circa 100 miljoen betalen omdat de schulden dan niet tenietgaan; plus rente en kosten.
Bonapart wuift dit dus weg. Op grond van de HoA zou interCaribbean na het mogelijk tot stand komen van een Shares Purchase Agreement (SPA) in tien jaar tijd 11 miljoen dollar betalen op een aparte rekening, welk bedrag onder meer zou worden aangewend om betalingen te doen aan schuldeisers.
,,Indien er geen SPA tot stand zou komen, dan zou interCaribbean geen betaling verrichten. Door het niet tot stand komen van een SPA bevinden Insel en de schuldeisers van Insel zich in dezelfde situatie waarin zij hadden verkeerd als er geen HoA was getekend. Insel staat nog onder surseance en de schuldeisers hebben nog geen uitkering ontvangen. Noch Insel, noch de schuldeisers zijn daardoor slechter af. De schuldeisers van Insel zouden nooit, ook niet bij homologatie van het akkoord, 100 miljoen dollar ontvangen, dus dat bedrag kan ook nooit als ‘schade’ gelden. Insel staat nog onder surseance en de schuldeisers hebben nog geen uitkering ontvangen. Noch Insel, noch de schuldeisers zijn daardoor slechter af. De schuldeisers van Insel zouden nooit, ook niet bij homologatie van het akkoord, 100 miljoen dollar ontvangen, dus dat bedrag kan ook nooit als ‘schade’ gelden.”
De vordering van Insel, een dwangsom van 50 miljoen dollar en één miljoen dollar per dag is naar de mening van iC ‘onbestaanbaar’. ,,Dat is een fantasiebedrag waar interCaribbean niet over beschikt en waar Insel ook nooit recht op zou kunnen hebben. Het is disproportioneel.”
Advocaat Bonapart concludeert dat de bewindvoerder van Insel met zijn vordering in het kort geding ‘heeft getracht om uw Edelachtbare zand in de ogen te strooien’. De kern van het kort geding is niet de steeds verdergaande aanspraken op betaling of schadevergoeding door interCaribbean, maar juist de daadwerkelijke acute en reeds ingetreden schade die de bewindvoerder met zijn beslag op de brandstof in het vliegtuig op Sint Maarten heeft veroorzaakt en blijft veroorzaken.
Dit beslag geeft Insel de bevoegdheid om de brandstof te veilen en de opbrengst te gebruiken om vordering te verhalen. Die veiling zal echter hooguit 1.000 dollar opleveren en dus - vervolgt de raadsman van iC - na aftrek van de kosten, een verlies voor Insel. Ondertussen is interCaribbean voor bijna het honderdvoudige van de veilingopbrengst direct in haar vermogen getroffen.
,,Van die enorme schade worden de bewindvoerder, Insel en de schuldeisers van Insel geen haar beter.” Het inzetten van de executiebevoegdheid om de geëxecuteerde ‘te treiteren’ en haar schade toe te brengen is naar de mening van Bonapart onrechtmatig. ,,Een door het gerecht benoemde bewindvoerder met een openbare taak behoort zich verre van dergelijke praktijken te houden.”