Door Ton de Jong
Willemstad - Venezuela was op 30 mei 1969 bereid en paraat om militair in te grijpen op Curaçao. Voor de kust van Curaçao lagen vier marineschepen klaar om samen met de Amerikanen in actie te komen.


Ven wilde ingrijpen OVERLEESHet was de eerste en enige keer in de lange en roerige geschiedenis van de twee landen dat Venezuela serieus overwoog om het leger in te zetten.
Deze onthulling wordt gedaan in een rapport van het Nederlandse ministerie van Defensie dat op 2 januari dit jaar openbaar werd. Het rapport, dat is voorzien van het predicaat ‘zeer geheim’, zit in het archief van de Commandant der Zeemacht in het Caribisch Gebied dat bewaard wordt bij het Nationaal Archief in Den Haag.
Een anonieme onderzoeker in dienst van Defensie geeft in 167 pagina’s een doorwrochte analyse van de verhoudingen tussen Venezuela en de - toen nog- Nederlandse Antillen. De auteur beschrijft alle gevoeligheden en alle incidenten die vanaf de negentiende eeuw tot 1970 plaatsvonden. Het rapport dateert van 1 maart 1970 en is kennelijk opgesteld naar aanleiding van de onlusten in mei 1969.
Toen bleek weer eens hoe nauw Venezuela zich betrokken voelt bij ontwikkelingen op Curaçao en Aruba. De onderzoeker citeert uit de geheime berichten van de Amerikaanse ambassadeur Maurice Bernbaum in Caracas aan de Secretary of State in Washington.

De ambassadeur maakt gewag van ernstige zorgen bij de Venezolaanse regering over de precaire situatie op Curaçao. De staking bij de raffinaderij mondde uit in een volksopstand met brandstichting en plunderingen. Er vielen gewonden en een deel van Otrobanda werd in de as gelegd.
De Venezolaanse minister van Defensie, Marín García Villasmil, vroeg blijkens de ambtsberichten of de Amerikaanse strijdkrachten beschikbaar waren om in samenwerking met het Venezolaanse leger de orde op Curaçao te herstellen. ,,Het verzoek werd gedaan op de grond van meldingen dat de Shell-raffinaderij in brand stond, twee dochters van de president zich op Curaçao bevonden en dat circa tien Venezolaanse schepen in de haven van Curaçao gevaar zouden lopen. En dat terwijl de Nederlandse strijdkrachten de toestand niet meer meester waren.”
De bezorgdheid was volgens de Amerikaanse ambassadeur vooral gebaseerd op de situatie bij Shell. Daar werden meer dan 300.000 vaten ruwe Venezolaanse olie per dag verwerkt. Minister García Villasmil wees de ambassadeur op bestaande afspraken over het verlenen van onderlinge militaire bijstand bij regionale ordeverstoringen. Aan Nederland zou niets gevraagd worden.
Nadat op 31 mei geruststellende berichten binnenkwamen over de situatie op Curaçao was het idee van een gezamenlijk militair optreden van tafel. De twee dochters Alicia en Cecilia van president Rafael Caldera (1916-2009) zijn op 30 mei met een speciaal vliegtuig opgehaald. Zij waren voor een korte vakantie op Curaçao.
Het Defensierapport is zeer gedetailleerd. ,,Om zo nodig onverwijld te kunnen optreden, patrouilleerden van 31 mei 1969 4.00 uur tot 3 juni 10.00 uur de volgende eenheden van de Venezolaanse marine ten zuiden van Curaçao: de D13, D33, P01, P04. Opdracht: In de internationale wateren blijven en stand-by blijven om na verkregen opdracht Venezolaanse burgers te evacueren.”
De Amerikanen stuurden intussen twee schepen van hun thuishaven in Puerto Rico naar Curaçao, de torpedobootjager Berry en de lichte kruiser Springfield. Er stonden 1.102 Venezolaanse staatsburgers ingeschreven op Curaçao. Daarnaast woonden er een paar duizend mensen met een dubbel paspoort, vooral Nederlands en Venezolaans.

De onderzoeker van Defensie constateert in 1970 dat in de driehoeksverhouding Nederland-Venezuela-Nederlandse Antillen drie vreemde werelden bij elkaar komen met het risico van vertekende beelden. Hij analyseert de geschiedenis en de recente politieke gebeurtenissen, reconstrueert de beelden die de landen van elkaar hebben, om vervolgens de vraag te beantwoorden of met name Curaçao moet vrezen voor militaire agressie. In die jaren voelde Venezuela zich bedreigd door Cuba en was het land een bondgenoot van de Verenigde Staten.
De analyse is bijna vijftig jaar oud maar heeft nog niets aan actualiteit ingeboet. ,,Curaçao is de plaats waar traditioneel samenzweringen tegen Caracas werden gesmeed en van waar eeuwenlang wapens en munitie naar Venezuela zijn gesmokkeld. Wanneer Venezuela zich bedreigd voelt, dan kijkt het ook argwanend naar de Antillen.”
Een reeks van incidenten, waaronder de mislukte overval van Urbina in 1929 en de inval van rebellengeneraal Castro Leon in 1960 (waar ook een Venezolaanse banneling op Curaçao de hand in had), bewijzen volgens de onderzoeker dat die vrees gegrond is.
Maar nooit heeft ook maar één Venezolaanse regering de intentie gehad om de Benedenwinden met militair geweld te annexeren. Venezuela heeft ook nooit een internationale oorlog gevoerd. Een dreiging zou kunnen ontstaan wanneer Nederland zich terugtrekt en de Antillen onbeschermd achterlaat, stelt de onderzoeker, die een lange reeks van vertrouwelijke militaire en politieke stukken heeft geraadpleegd. ,,De incidenten die sinds 1945 plaatsvonden, waren niet meer dan een storm in een glas water, die door de autoriteiten die daar midden in zaten, anders zijn ervaren dan door een waarnemer op afstand. Elk ‘stormpje’ was weer wel aanleiding om te pleiten voor meer militaire inzet.”
Na 1970 zijn er nieuwe incidenten geweest en heeft Nederland de militaire bescherming op peil gehouden, nu met nadrukkelijke steun van de Verenigde Staten, die in Venezuela intussen als grote vijand wordt gezien. De militaire aanwezigheid van de Amerikanen op Curaçao is in de ogen van de Venezolanen een provocatie.
Zo noemde de Venezolaanse consul Lorenzo Angiolillo Fernandez in 2007 de vijf branden die plaatsvonden in de vrijhandelszone van de haven als ‘aanslagen van Amerikanen op Venezolaanse ondernemers’. Hij werd door de Antilliaanse premier Emily de Jong-Elhage op het matje geroepen.
In 2010 ging Hugo Chávez als een dolle te keer tegen spionagevluchten van de Amerikanen dicht bij het vasteland van Venezuela. Hij dreigde met het terugtrekken van de PdVSA uit Curaçao. Het bleef bij ketelmuziek. Zo ook in 2014 toen Venezuela opnieuw met maatregelen dreigde nadat de Venezolaanse drugsverdachte/diplomaat Hugo Carvajal op Aruba - op verzoek van de VS - was gearresteerd.

Bron: Nationaal Archief, ministerie van Defensie, Commandant der Zeemacht in het Caribisch gebied, Toegangsnummer 2.13.1112, Inventarisnummer 944.