Van onze correspondent
Den Haag - Het bericht dat het openbaar lichaam Bonaire (OLB) mogelijk 300.000 euro in het failliete Bopec moet steken, waarover ook deze krant gisteren schreef, heeft bij de Tweede Kamer vragen opgeroepen.

bopecD66 en PvdA vragen onder andere of de Rijksoverheid niet het loon van de zogenoemde ‘skeleton crew’ moet regelen. De Kamerleden Attje Kuiken (PvdA) en Antje Diertens (D66) willen weten of de vakbonden met de curator hebben overlegd over de inzet van personeel om de potentiële veiligheidsrisico’s bij de olieterminal beheersbaar te houden na het faillissement. ,,Is het naar uw mening wenselijk dat vakbonden betrokken worden bij de wijze waarop door de curator is besloten het personeel in te zetten?” vragen zij aan de staatssecretarissen Stientje van Veldhoven (Infrastructuur en Waterstaat) en Raymond Knops (Koninrijksrelaties).
Over de verantwoordelijkheid voor de huidige situatie is de nodige onduidelijkheid, vinden de Kamerleden. Zij willen weten wie voor de selectie van het doorwerkend personeel verantwoordelijk is en wie verantwoordelijk is voor de veiligheid bij de private onderneming Bopec.

,,Is het juist dat er een getekend akkoord ligt tussen de vakbonden, de bewindvoerder en de Bopec-directie als een van de voorwaarden voor het verlenen van een eventueel boedelkrediet?” vragen de Kamerleden. Ze willen weten of het verzoek van de curator voor een boedelkrediet door het Bestuurscollege niet in strijd is met de Wet financiën openbare lichamen BES. Kuiken en Diertens suggereren dat ook het kabinetsbeleid indirect heeft bijgedragen aan het faillissement van Bopec. Ze willen weten welke maatregelen het kabinet treft om de gevolgen op te vangen. En of niet eerder het Rijk dan OLB (via een boedelkrediet) een regeling zou moeten treffen voor de loondoorbetaling van het personeel dat nu wordt ingezet. ,,Zijn er andere alternatieve regelingen overwogen?” vervolgen de Kamerleden hun vragen. Ze vragen ook of er nog een doorstart mogelijk is en of de bewindslieden dat willen onderzoeken, ‘bijvoorbeeld in de vorm van een participatiebedrijf waarin zowel de Rijksoverheid als het OLB deelneemt’.