BES

Van een onzer verslaggevers
Willemstad/Den Haag - De regering in Den Haag zit de bestuurders en inwoners van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (BES) veel meer op de nek dan die in Europees Nederland.

besHet is daarom tijd om de Kieswet aan te passen en de kiezers op de BES-eilanden een zwaardere stem te geven dan Europese Nederlanders. Die opvallende stelling neemt civiel planoloog Gerrit van der Meij in in het blad BinnenlandsBestuur. In zijn pleidooi wijst hij op het ontbreken van een provinciaal bestuur. De regering in Den Haag, ‘dan wel de eenzijdig door de regering benoemde Rijksvertegenwoordiger’, regelt daarom alle regionale zaken voor de eilanden.
Er mankeert meer aan de inrichting van het bestuur op de eilanden, aldus Van der Meij. De Eilandsraden mogen niet zelf beslissen waarover ze in beslotenheid vergaderen en hebben geen adviserende stem over de aanstelling van hun voorzitter, de gezaghebber. In Europees Nederland heeft de gemeenteraad een doorgaans beslissende adviserende stem in de benoeming van de burgemeester.
,,En zo heersen op de eilanden de regering, de Rijksvertegenwoordiger en de ook eenzijdig door de regering benoemde gezaghebbers naast en in plaats van door de bevolking gekozen besturen”, schrijft de civiel planoloog in zijn opiniebijdrage. Dat de stem van de BES-inwoner voor de Tweede Kamer even zwaar telt als een Europees Nederlandse stem is daarom onrechtvaardig, vindt hij. Hetzelfde geldt sinds kort voor de indirecte verkiezing van de Eerste Kamer. ,,Daarmee worden zij zonder meer benadeeld ten opzichte van de kiezers in Europees Nederland.”
Volgens Van der Meij leidt evenredige vertegenwoordiging in het geval van de BES-eilanden tot ongelijkheid in plaats van gelijkheid. Hij legt niet uit hoe hij tot die verhouding komt, maar volgens de auteur zouden de kiezers op de eilanden ‘grofweg anderhalve stem’ moeten krijgen voor de Tweede Kamer en het Kiescollege voor de Eerste Kamer om wel gelijk behandeld te worden ten opzichte van Europees Nederland. Dat zou een compensatie zijn voor het ontbreken van een provinciebestuur en de geringere bevoegdheden voor het eilandsbestuur. Daarmee wordt naar de mening van Van der Meij behoorlijk bestuur gediend, zodat de overheid ‘geen regelingen bedenkt en invoert die willekeur veroorzaken’.