Door Annemarijke Bach Kollingannemarijkebachkolling
We doen allemaal wel eens domme dingen. Ook met zaken die door een werkgever aan een werknemer ter beschikking worden gesteld kunnen ongelukken gebeuren. Ik heb eens per ongeluk een BlackBerry in een kan ijswater laten vallen. Meerdere collega’s hebben in het verleden hun smartphones in de toiletpot zien verdwijnen. Hoe zit het met een auto van de zaak? Wie draait er op voor de schade als de werknemer schade veroorzaakt?
De Hoge Raad heeft vorige maand een interessante uitspraak gewezen over dit onderwerp. De situatie was als volgt. Een werkgever heeft aan een werknemer, een verzekeringsarts, een leaseauto - een BMW nog wel - ter beschikking gesteld. De werknemer mocht de auto ook privé gebruiken. Buiten werktijd liet hij op een dag zijn sleutelbos, met daaraan de autosleutels, in het slot van een voordeur van een huis van een vriend zitten. De auto stond op enkele meters van deze voordeur geparkeerd, op een op privéterrein gelegen oprijlaan in een rustige buitenwijk van Amsterdam. Binnen enkele minuten werd de auto gestolen.
De verzekering bood geen dekking voor de schade omdat de diefstal was veroorzaakt door schuld of grove nalatigheid van de werknemer. Deze dekking was ongebruikelijk. De leasemaatschappij verhaalde de schade op de werkgever, die op zijn beurt de werknemer aansprakelijk stelde.
Als een werknemer in de uitoefening van zijn functie schade toebrengt aan zijn werkgever of een derde, is de werknemer slechts aansprakelijk voor de schade als deze het gevolg is van ‘opzet’ of ‘bewuste roekeloosheid’ van de werknemer. Niet iedere fout of domme actie kwalificeert als ‘opzet’ of ‘bewuste roekeloosheid’. Er moet sprake zijn van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer. Maar deze werknemersvriendelijke regel, op basis waarvan schade veroorzaakt door onvoorzichtig of slordig gedrag in beginsel niet op de werknemer afgewenteld kan worden, geldt echter alleen als de schade is ontstaan in de uitoefening van de werkzaamheden. Schade die is ontstaan tijdens het privégebruik van een leaseauto, valt daar dus in beginsel niet onder.
In de zaak van de diefstal van de BMW paste de rechter aanvankelijk wel deze regel toe omdat het in strijd zou zijn met de ‘redelijkheid en billijkheid’ als de hoofdregel van de ‘werknemersaansprakelijkheid’ niet ‘naar analogie’ toegepast zou worden. Het was immers de keuze van de werkgever om een ongebruikelijke, beperkte verzekeringsdekking af te spreken. Dit terwijl de werknemer bij gebruik van een eigen auto de keuze had gehad om zich wel tegen een diefstal die (mede) het gevolg is van zijn eigen onachtzaamheid, te verzekeren. De Hoge Raad volgde die redenering niet helemaal. Het leerstuk van de werknemersaansprakelijkheid is volgens de Hoge Raad niet van toepassing omdat de leaseauto op dat moment privé werd gebruikt. De Hoge Raad kwam echter via een andere weg, namelijk op grond van het beginsel van ‘goed werkgeverschap’, wel tot het oordeel dat de werknemer niet hoefde op te draaien voor de schade. De Hoge Raad oordeelde dat een werkgever niet-verzekerde schade van meer dan geringe omvang (d.w.z. meer dan hetgeen redelijkerwijs - als prikkel voor voorzichtig en zorgvuldig gedrag - voor eigen risico van de werknemer is te brengen) niet op de werknemer kan verhalen als deze schade wel gedekt zou zijn bij een gebruikelijke verzekering. Dit zou anders zijn als de werknemer ondubbelzinnig en welbewust zou hebben gekozen voor de beperkte verzekering. In dat geval is volledig verhaal voor de niet-gedekte schade wel mogelijk.
Door de Hoge Raad wordt dus een nieuwe rechtsregel geïntroduceerd: een werknemer is alleen dan aansprakelijk voor ‘meer dan geringe’ schade aan zaken die hem door de werkgever in privé ter beschikking zijn gesteld als hij de kans heeft gehad om zich voor die schade te verzekeren. Of deze regel ook geldt voor telefoons of tablets die per ongeluk in een toiletpot vallen, moet de toekomst nog uitwijzen.

Mr. Annemarijke Bach Kolling is advocaat/partner bij Spigt Dutch Caribbean advocaten