Vijftien scholen, drie eilanden
Door Boudewijn van Velzen
Bonaire, Saba en Sint Eustatius. Sinds 2010 uit eigen vrije wil als Caribisch Nederland helemaal een deel van ons land. De kwaliteit van het onderwijs daar is een ‘voorwerp van de aanhoudende zorg der regering’ om onze grondwet maar eens te citeren. En de overheid heeft aan dat beginsel de afgelopen acht jaar ruimhartig inhoud proberen te geven door forse investeringen die tot 2010 gecoördineerd werden door het ministerie van BZK (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) en daarna door OCW (Onderwijs Cultuur en Wetenschappen). Toch ziet het er naar uit dat acht jaar niet genoeg is om op deze drie Nederlandse eilanden op alle twaalf scholen voor basisonderwijs en drie scholen voor voortgezet onderwijs een basiskwaliteit te realiseren. De rapportages van de onderwijsinspectie liegen er niet om. Staatssecretaris Dekker zit er bovenop en bemoeit zich ermee tot op microniveau. Naar aanleiding van de tegenvallende examenresultaten van de Scholengemeenschap Bonaire laat hij weten dat de directeur en de docenten moeten worden aangepakt. Het bestuur van de SGB ontslaat de directeur uit zijn functie en is op zoek naar een interim-directeur met de opdracht om in één jaar de resultaten te verbeteren. Het bestuur van de Gwendolyn van Puttenschool op Sint Eustatius heeft in april al laten weten niet verder te willen gaan met de huidige directeur. En op Saba wordt het contract van de directeur van de Saba Comprehensive School niet verlengd.
De basisscholen doen het beter. De inspectie rapporteert bij alle scholen een positieve ontwikkeling, maar de basiskwaliteit is maar op een paar scholen aan de orde.
Wat mij stoort is de geringe reflectie op de wijze waarop eerst BZK en nu OCW geprobeerd hebben de scholen op de eilanden te steunen. In 2011 hebben de schoolbesturen, de eilandbestuurders en de toenmalige minister van OCW een onderwijsagenda opgesteld en ondertekend. Die agenda formuleert ambities die in samenhang zouden moeten leiden tot een onderwijskwaliteit van aanvaardbare kwaliteit in 2016. Dat gaan we niet redden, zo te zien. Maar ligt dat nu echt aan die directeuren en hun docenten? Uit eigen waarneming waag ik dat te betwijfelen. Met name in de jaren 2010-2013 is er te veel te laat, te rommelig, of zelfs helemaal niet gedaan wat volgens de onderwijsagenda wel gedaan had moeten. Scholen kregen de kans nieuwe (Nederlandse) methoden aan te schaffen die ze nauwelijks kenden, laat staan dat de leerkrachten er mee konden werken. Het in 2011 beloofde integrale plan voor scholing en nascholing is maar gedeeltelijk en pas in 2013 operationeel geworden. In de onderwijsagenda wordt gesteld dat de school centraal staat en dat derhalve de schoolbesturen primair verantwoordelijk zijn voor het realiseren van de ambities in die agenda. Maar er waren (en deels: zijn) vele indicatoren dat die besturen niet zijn toegerust om te opereren als autonome entiteiten die kunnen omgaan met die verantwoordelijkheid. Van hen verwachten dat ze in een paar jaar het proces door kunnen maken waar de besturen op het Europese continent aan jaar of vijftien over hebben gedaan, komt toch in de buurt van wensdenken.
Bij het opstellen en operationeel maken van de onderwijsagenda is onvoldoende rekening gehouden met de lokale context van elk eiland. Dat leidt tot allerlei reparaties onderweg en we weten uit ervaring dat dat soort beleid niet bevorderlijk is voor de onderwijskwaliteit. Op Sint Eustatius is besloten om de instructietaal in het voortgezet onderwijs niet langer Nederlands te laten zijn. Dat betekent dat vier jaar werken aan het implementeren van Nederlands als instructietaal wordt weggestreept. Docenten lijken het wel een verstandig idee te vinden omdat de thuistaal van de meeste leerlingen een Statiaanse versie van het Engels is. Maar ze vragen zich wel af of de leermiddelen die daarvoor nodig zijn op tijd beschikbaar zullen komen. Dat lijkt me een goede vraag, gezien de eerdere ervaringen. En 2016 is al heel dichtbij.
Acht jaar schoolverbetering heeft zonder twijfel veel gebracht, maar heeft ook veel gevraagd. Nieuwe wetgeving, nieuwe regelgeving, nieuwe bekostigingsregels, nieuwe gebouwen, nieuwe technologie, nieuwe methoden, nieuwe toetsen en examens vergen allemaal tijd, aandacht en energie. Ze brengen nog lang niet wat beloofd is toen de bevolking van eilanden mocht beslissen of men deel wilde uitmaken van Nederland. Het wordt tijd om het eens anders aan te pakken, in samenspraak met leerkrachten, directies, bestuurders en ouders. Maak gebruik van de sterke kanten van de mensen daar, en zie vooral hoe hard er wordt gewerkt onder moeilijke omstandigheden. Want lesgeven in het Engels of Papiaments om leerlingen op te leiden die Cito-toetsen en examens in het Nederlands moeten maken, is een helse klus. Weet dat elk eiland anders is met een eigen identiteit, bestuurscultuur, en leiderschapstradities. Besteed tijd aan gesprekken met bestuurders en schoolleiders waarin niet de techniek van de administratie centraal staat, maar de essentie van goed bestuur. De Nederlandse concepten wijken soms erg af van de Caribische traditie en context. Houd rekening met de onderlinge verhoudingen tussen leerkrachten die van alle windstreken komen en met teams die jaarlijks van samenstelling veranderen.
Vergeet 2016. Dat voorkomt teleurstellingen.

Boudewijn A.M. van Velzen is onderwijsadviseur en trainer. Bovenstaande blog is gisteren geplaatst op Didactiefonline.nl

ADletters logo


Het Antilliaans Dagblad is de enige lokale Nederlandstalige ochtendkrant van Curaçao, Bonaire en Aruba. Op Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba, alsmede in Nederland en andere landen is een online-abonnement eenvoudig mogelijk via online.ad.cw

antdagblad-logo


Print-abonnee worden of voor meer algemene informatie? Stuur dan een mail naar [email protected]. Met naam, adres en telefoonnummer. Abonnementsprijs is ANG 35,00 inclusief OB per kalendermaand. Print-abonneren is alleen mogelijk op Curaçao.