De Santa Rosaweg wordt in de spitsuren steeds drukker. Ik kom uit een zijweg en moet linksaf de hoofdweg op. Dus eerst naar links kijken en dan naar rechts. Er slaat één auto rechtsaf, daarna een tweede en dan een derde. Geen van drieën zet de richtingwijzer aan. Ik heb kunnen gaan. Wanneer ik merk dat de derde auto ook rechtsaf slaat, is het al te laat. Er komt een hele rij auto’s aan rijden, met een twijfelachtige snelheid, niet snel, niet langzaam. Kan ik gaan? Nee, toch niet. Richtingwijzers verbruiken toch geen benzine?
Ik rij achter een lesauto aan. Inhalen? Nee, kan niet, te veel tegenliggers. Bij de stoplichten tegenover McDonald’s Santa Rosa gaat hij rechtsaf. Ik ook. Bij de stoplichten van het kruispunt Schout bij Nacht Doormanweg en de Cas Coraweg gaat hij linksaf. Dat moet ik ook. Geduld, rustig rijden. Bij de stoplichten van de kruising met de Schottegatweg gaat hij rechtsaf. Ik ben bijna verlost van mijn kwelling. Waarom vertel ik dit? Bij geen enkele kruising heeft hij zijn richtingwijzer aangezet. Een lesauto nog wel. Betaalt hij de rijinstructeur minder?
Een bromfiets rijdt mij in volle vaart voorbij, kunstig maneuvrerend tussen de auto’s. De Seru Loraweg is na de renovatie nog smaller geworden. Ik houd telkens mijn adem in wanneer ik hem bijna zie botsen. Die heeft haast, denk ik. Plotseling rijdt hij de weg af en stopt bij de bakkerij. Zou hij bang zijn dat de warme broodjes op raken?
Op de hoofdwegen staan om de zoveel meters bushaltes. Maar voor spek voor bonen, er staat niemand daar te wachten. Ergens langs de weg staat iemand met de armen te zwaaien. Er zoeft een autobus voorbij, hij heeft de zwaaiende armen niet gezien. Toch wel, want hij gaat op de remmen staan en blijft half op de weg staan. Blijkbaar legaal, want hij doet zijn knipperlichten aan in de betekenis van: ik ben hier in mijn recht, jullie moeten wachten. Wanneer de persoon is ingestapt, doet hij zijn richtingwijzer aan, nu wel, en rijdt pardoes de weg op.
Heel lang geleden had ik een botsing met een autobus. De buschauffeur lette niet op, hij was waarschijnlijk geld aan het wisselen voor een passagier, er was toen nog geen whatsapp. Toen de verkeerspolitie arriveerde, die kwam vroeger nog, zei de agent tegen de buschauffeur: ,,Jullie denken dat de weg van jullie is.” Daarmee was de schuldvraag afdoend vastgesteld.
Goed, wij geven elkaar kansen en toeteren als teken van dank. Half ingeburgerde Nederlanders gaan joviaal wuiven. Zo kreeg een Europese Nederlander een kans en dacht dat hij voorrang had. Hij reed met volle vaart de hoofdweg op. Ik kon hem nog net ontwijken door de berm in te rijden. Zo slijt langzaam je hart.
Roy Evers, Curaçao

ADletters logo