Het verhaal begon toen de Nederlandse consul Jan Zwartendijk bij de Joodse gemeenschap in Polen had laten weten dat er geen visum nodig was voor Curaçao. Het eiland was in de oorlog (1940-1945) nog Nederlands grondgebied en lag ver buiten het oorlogsgeweld. Veel Joden in het buitenland bespraken het nieuws en maakten plannen om naar Curaçao te vluchten. Er was echter één probleem: om daar te komen moesten de vluchtende families eerst door de Sovjet Unie. Bij de Russische ambassade werkte echter een Japanner die sympathiegevoelens koesterde voor joden. Chiune Sugihara werkte als vice-consul. In 1939 woonden er 36.000 joden in de stad Kaunas in Litouwen. In 1940 vluchtten duizenden joden uit Litouwen toen de Duitsers Polen bezetten. Uitgeput, hongerig en bang klampten ze zich daarna aan de hekken van het Japanse consulaat in Kaunas. Ze hadden gehoord dat voor een reis naar Curaçao geen visum nodig was. De Russische consul in Litouwen, die ook een zwak had voor het Joodse volk, gaf de vluchtelingen toestemming om door de Sovjet Unie te reizen, maar eiste daarbij dat elke jood een doorreisvisum voor Japan en een Nederlands toegangsbewijs moest hebben. Toen Chiune Sugihara de massa joden zag die zich aan het hek voor het Japanse consulaat vastklampen, smolt zijn hart.
De vluchtelingen waren net op tijd. Alle landen hadden hun vertegenwoordigers in Litouwen teruggeroepen, omdat Rusland het Oostzeeland bezet had. Samen met zijn vrouw schreef Sugihara zes weken lang zelf, valse doorreisvisa uit voor de joden die vast zaten geklemd in Litouwen. In total schreef hij 2.178 visa.
Onder de vluchtelingen bevonden zich 70 rabbi’s. Het ging niet helemaal zoals het was bedoeld. Eenmaal aangekomen in Japan dat geleid werd door het Japanse leger, werden de joden vastgehouden in Kobe. Maar toch bleven deze mensen leven en vielen niet in de handen van de Nazi’s. In oktober 1941 werden ze overgebracht naar Shanghai, China. Slechts twee joodse vluchtelingen bereikten Curaçao.
Toen Sugihara ernstig ziek werd in Japan (1986), ontving hij de onderscheiding van ‘Rechtschapen tussen de Naties’. Hij was de enige Aziaat die deze hoge joodse onderscheiding ontving. Toen hij op 31 juli 1986 overleed, was hij 86 jaar. Hij stierf gelukkig, wetende dat zijn opdracht in zijn leven, het redden van duizenden joden, geslaagd was.
Myrna C. Moreno
Curator Jewish Cultural Historical Museum