Door Hitzig Bazur
Allereerst heb ik gekeken naar een minimum prestatiestandaard voor een volksvertegenwoordiger op basis waarvan zijn waarde voor het land kan worden gemeten. Hoe nu met de minister of zelfs minister-president? Dit zijn leden van de uitvoerende macht. Maar wat valt er zoal met zo’n minister uit te voeren? Daar hoort een opsomming van activiteiten bij toch! Naar volgorde van belangrijkheid als het even kan. Officieel heet zoiets een beleidsplan. Zet er wat cijfers bij over de kosten die ermee gemoeid zijn en dan heb je er een begroting bij. Een beleidsplan annex begroting is klaarblijkelijk het minimale dat een minister kan maken. Daar horen ook de uitstapjes naar het buitenland in te staan (want anders mag hij die niet doen; een goed middel tegen de reislustkwaal). De minister-president heeft dan als taak om al die aparte ministeriële beleidsplannen en begrotingen in een nationaal document te verwerken. Lukt het een minister niet om minimaal dit beleidsplan met begroting per jaar te presenteren, is dat dan niet grondslag genoeg om hem te bedanken voor zijn diensten? De minister-president wordt overigens gevrijwaard door minimaal zijn eigen productie of dat van een van zijn ministers. Als dit allemaal contractueel wordt vastgelegd, dan hebben we ook voor de uitvoerende macht een prestatiegrondslag geschapen, op basis waarvan hij kan worden geëvalueerd met rampzalige gevolgen voor zijn ministerschap bij geen nakoming.
Hiermee is er voor de minister echter wel alleen een plangerichte productie gecreëerd. Anders dan voor de volksvertegenwoordiger, die een wetsontwerp op tafel dient te brengen, heeft de minister tot op deze hoogte voldoende aan een plan. Hem ontbreekt een praktijkgericht prestatieonderdeel. Hoe doen we dat? Afgezien van het reizen uiteraard. Met dat prestatieonderdeel heeft een minister ongetwijfeld geen probleem. De oplossing hier lijkt mij de urgentie top-5. Namelijk, de minister accordeert met zijn minister-president en het parlement (dat beleidsplan / begroting tot wet verheft) de volgorde in belang (urgentie) van zijn beleidsplan. Van die top-X is er een top-5, waar de minister naar de voltooiing ervan moet werken. Bij het sluiten van het begrotingsjaar moet hij, als het goed zit, zijn beleidsplan voor dat jaar hebben volbracht. Minimaal het eerste ‘item’ op zijn lijst. Als dat niet of niet helemaal is gelukt, is er zeer zeker een motivatie ertoe en heeft hij ongetwijfeld meer succes gehad met het tweede ‘item’ op zijn lijst. Op die manier lopen wij de top-5 af. Als de minister geen enkel onderdeel heeft kunnen volbrengen en bijvoorbeeld ook de verantwoording tekortschiet, dan is dit wellicht een minister die wel mooie plannen (beleidsvoornemens) kan maken, maar klaarblijkelijk minder kunde heeft in de uitvoering. Zo’n minister kan dan misschien het beste zijn dienstverlening aan een ander land bieden. Klein Curaçao misschien? Als dat ooit ook autonoom land wordt?
Eerder heb ik gesteld, dat de separate ministeriële beleidsplannen / begrotingen plus de gezamenlijke versie, ook met het parlement dienen te worden geaccordeerd. Het pakket wordt dan een landsverordening op grond waarvan het parlement dus de controlerende instantie wordt, die ook de naleving van het contract en het verlenen van de sancties onder zich heeft. Ook het contract moet dus een wettelijke basis krijgen. Op die manier hebben we dus een prestatiegrondslag gecreëerd, die hopelijk positief werkt op de creatie van welvaart voor de bevolking. Indien dat niet zo is, dan kan de volksvertegenwoordiger c.q. minister opstappen en kan het volk iemand anders inzetten, die doelgerichter is. Aan de volksvertegenwoordiging nu - niet allemaal tegelijk alsjeblieft - om de prestatieparameters voor politici (PPP) te creëren en daarmee meteen goed te scoren met een baanbrekend wetsvoorstel.