Vandaag, 30 mei 2011, is het 42 jaar geleden dat de arbeidersklasse van Curaçao in opstand kwam tegen de sociale onrechtvaardigheid, die ze lange tijd moest verduren van hun werkgevers. De druppel die het geduld van de arbeiders en hun vakbondleiders deed overlopen was de standvastige weigering van de werkgevers om het arbeidsrechtelijke principe van gelijke betaling voor gelijk werk na te komen. De werknemers van Wescar eisten gelijke betaling als andere werknemers die hetzelfde werk als zijn verrichtten voor de Shell in de Isla-raffinaderij. De vakbond CFW met Ewald Ong-A-Kwie aan het hoofd vertegenwoordigde de werknemers van Wescar. CFW kreeg massale steun van de andere vakbonden van Curaçao. Behalve dit arbeidsgeschil bestond toen een nog groter en ingrijpender probleem op Curaçao. Dit was de toen bestaande rassendiscriminatie, waarbij lichtgekleurde mensen zich meer voelden dan donkergekleurde mensen, terwijl donkergekleurde mensen zich minderwaardig voelden jegens lichtgekleurde mensen. De arbeidersstrijd werd een populistische strijd tegen de discriminatie van een grote meerderheid van de Curaçaose bevolking. Het hoogtepunt van deze historische dag was het moment waarop de politie de vakbondsleider van AHU, Wilson ‘Papa’ Godett, in zijn rug schoot, terwijl hij te Berg Altena de mars van de arbeiders naar Fort Amsterdam leidde. Hij werd zwaar gewond naar het Sint Elisabeth Hospitaal vervoerd. Papa Godett was de ziel van het protest van de arbeiders. Vanaf dat moment gingen Colon en andere panden in Otrobanda en Punda letterlijk in brand. Op die dag werden de twee jonge arbeiders Manuel Gutierrez en Orlando Geraldina gedood, terwijl tientallen mensen gewond raakten.
De volksopstand van 30 mei 1969 was geheel gerechtvaardigd. In de geschiedenis van de strijd van het volk van Curaçao voor vrijheid en emancipatie vallen drie tijdstippen op: de slavenopstand van 17 augustus 1795 onder leiderschap van Tula; de opstand van de havenarbeiders van 17 juli 1922 onder leiderschap van Felix Chakutoe; en de volksopstand van 30 mei 1969 onder leiderschap van Papa Godett. Deze drie tijdstippen tonen aan dat de strijd voor vrijheid en emancipatie van het volk van Curaçao een geschiedenis heeft van meer dan 200 jaar. Het verschil tussen deze drie tijdstippen is dat 30 mei 1969 dichter bij ons ligt in tijd. Het is belangrijk voor Curaçaoënaars om meer van deze strijd te weten, omdat de volksopstand van 30 mei 1969 de deuren heeft geopend zodat de kinderen van de arbeidersklasse zich vandaag kunnen profileren in de maatschappij. Jammerlijk hebben de strijd van 30 mei 1969 en de helden die hun leven hebben gewaagd nog niet de verdiende nationale erkenning gekregen. Als gekeken wordt naar het eerbetoon van andere historische dignitarissen van Curaçao, die vergeleken met Papa Godett en de andere helden van 30 mei 1969 niet veel hebben opgeofferd voor de volksmassa, kan zelfs gesproken worden van een nationale schande. Genoemd kunnen onder meer worden Pedro Luis Brion, Doktoor Moises da Costa Gomez en Efraim Jonckheer, die allen een plein hebben in het centrum van Willemstad met hun standbeeld. Terwijl Papa Godett tot nu toe slechts een onbelangrijke straat en een droge plek met zijn buste toegewezen heeft gekregen, die geen uiting geven aan zijn grootheid als een van de grootste helden van Curaçao. Papa Godett verdient meer dan die andere historische dignitarissen een indrukwekkend plein in het centrum van Willemstad. Het is tijd voor Curaçao om Papa Godett en de andere helden van 30 mei 1969 te eren zoals ze verdienen als echte helden van het volk. Zolang dit niet gebeurt, zal de strijd voor emancipatie van het volk van Curaçao een donker gat vertonen in zijn historisch bewustzijn. De vraag blijft: wanneer krijgen Papa Godett en de andere helden van 30 mei 1969 hun verdiende eer?

Gibi de Windt, Curaçao