Begin deze maand verscheen er bij de SDU een boek van de hand van Peter Kavelaars over de fiscaliteit in de BES met de titel: ‘Het fiscale stelsel in Caribisch Nederland’. Co-auteurs zijn Jeroen Adeler en Daan Beeks. Onderstaand artikel verscheen deze week op EconomieOpinie.nl.

Door Peter Kavelaars
Sinds 10 oktober 2010, 10-10-‘10, zijn de Nederlandse Antillen ter zielen. Niet dat onze eilanden in het Caribisch gebied verdwenen zijn, maar staatsrechtelijk hebben ze een metamorfose ondergaan, uitgezonderd Aruba: dat heeft al sinds 1986 een status aparte. Die status aparte geldt nu ook voor Curaçao en Sint Maarten.
Gedrieën zijn ze voortaan elk afzonderlijk zogenoemde landen binnen het koninkrijk. Ze hebben daarmee vergaande autonome bevoegdheden. De andere drie eilanden, Bonaire, Sint Eustatius en Saba - inmiddels afgekort tot BES, maar meer formeel ook wel aangeduid als Caribisch Nederland - zijn niet alleen deel van het koninkrijk, maar sinds genoemde datum onderdeel van Nederland. Preciezer gezegd: bijzondere gemeenten of openbare lichamen. Zij zijn daarmee juist veel dichter tegen Nederland aangekropen. Hebben zij daarmee ook te maken met de Nederlandse regelgeving? Ja en nee. Ja, omdat de BES-wetgeving geheel door Nederland tot stand wordt gebracht en door Nederland wordt bepaald. Nee, omdat de BES-wetgeving alleen op de BES van toepassing is en de Nederlandse regels daar geen gelding hebben.
Daarbij is de curiositeit dat hun hele wetgeving ingaande 10 oktober 2010 is herzien via het Nederlandse parlementaire proces waarin de inwoners van de BES niet zijn vertegenwoordigd. Bij volgende verkiezingen komt dat overigens wel, althans voor de Tweede Kamer. Maar voor de Eerste Kamer blijven de inwoners van de BES buiten beeld. De eilanden maken namelijk geen deel uit van een provincie waarvoor ze dus niet kunnen stemmen en daarmee is hun invloed op de Eerste Kamer afwezig. Nu gaat het weliswaar om nog geen 20.000 mensen - en dus nog minder stemgerechtigden - maar niettemin is er hier toch wel sprake van een mijns inziens onacceptabel rechtstekort. Er is wel over de inwoners van de BES beslist, maar niet door die inwoners. Vanuit democratisch en staatsrechtelijk perspectief op zijn minst genomen geen fraai beeld.
Een van de terreinen die geheel is gewijzigd betreft de fiscale wetgeving. De eilanden hebben voor het grootste deel een nieuw fiscaal stelsel gekregen dat dus ook verschilt van het Nederlandse stelsel. Dat het fiscale stelsel anders is, is niet helemaal onbegrijpelijk. De economie, de cultuur, het sociaal en maatschappelijk gebeuren zijn daar nu eenmaal wezenlijk anders dan in Nederland. Maar het betekent wel dat voor een heel kleine gemeenschap een compleet fiscaal stelsel in het leven is geroepen. Ter vergelijking: waar de BES nog geen 20.000 inwoners hebben, heeft bijvoorbeeld de wijk Feyenoord in Rotterdam al ruim 70.000 inwoners. Het fiscale BES-stelsel bestaat bovendien niet alleen uit een reeks van rijksbelastingen, maar bovendien ook nog uit een tiental gemeentelijke heffingen waaruit elk(!) van de BES-eilanden kan kiezen welke men invoert. Men moet zich dan realiseren dat de kleinste twee eilanden elk afzonderlijk ongeveer 2.000 inwoners hebben. Bij wijze van spreken bijna een belasting per persoon. Dat hiermee een weinig efficiënt systeem is ontstaan lijkt aannemelijk. Overigens wordt de belastingheffing geheel door de Nederlandse fiscus uitgevoerd, althans onder beheer van de Nederlandse belastingdienst.
Wat betreft de rijksbelastingen zien we een paar curiosa. In de eerste plaats de inkomstenbelasting. Naar het zich laat aanzien voert Nederland daar een experiment uit: er is namelijk een echte vlaktax ingevoerd en wel van 30,4 procent. Alleen als het inkomen meer bedraagt dan 250.000 dollar is het tarief in zoverre 35,4 procent. Vermoedelijk woont er echter niemand met een dergelijk inkomen op de BES. Het tarief van de vlaktax bestaat overigens uit een premie- en een belastingcomponent. Boven de 65 jaar is men bijvoorbeeld minder premies verschuldigd. Maar op het tarief heeft dat geen effect. Weliswaar gaat dan het premiedeel naar beneden, maar het fiscale deel stijgt zodat het onder alle omstandigheden 30,4 procent blijft. Dat lijkt toch wel om moeilijkheden te vragen. Niet iedere belastingplichtige betaalt daarmee immers eenzelfde belastingtarief en dat staat haaks op het gelijkheidsbeginsel. Het ligt dan ook voor de hand dat dit nog eens aan de rechter wordt voorgelegd. Vermoedelijk hoeven de autoriteiten zich daar overigens niet al te ongerust over maken: je kunt weliswaar als belastingplichtige in beroep, maar toch niet verder dan tot in eerste instantie. Hoger beroep bestaat niet.
Een andere curiositeit betreft het ontbreken van een winstbelasting voor rechtspersonen. Natuurlijke personen die winst uit een onderneming genieten worden belast met inkomstenbelasting. Rechtspersonen worden echter voor hun winst niet belast (er zijn wel twee andersoortige vervangende belastingen maar die laat ik hier verder buiten beschouwing). Een buitengewoon merkwaardige ongelijkheid die voorzichtig gezegd nogal stimuleert dat ondernemers vooral een juridisch hulsje om zich heen zullen bouwen. Met het ontbreken van een winstbelasting lijkt uiteraard een belastingparadijs te ontstaan. Voor actieve ondernemingen - rokende schoorstenen - is dat min of meer ook zo. Zij zullen namelijk, als zij bijvoorbeeld van buiten de BES aldaar investeren, mogelijk noch winstbelasting op de BES, noch in hun thuisland betalen. Dat geldt in elk geval voor Nederlandse ondernemingen die filialen op de BES opzetten. Maar ook alle zuiver lokale rechtspersonen zijn dus vrijgesteld van winstbelasting. De gedachte achter het ontbreken van een winstbelasting is eenvoudig: men streeft er op die manier na om investeerders te lokken. Overigens is dat weer niet de enige methode om investeerders te lokken. De voorwaarden voor vestiging op de BES zijn belangrijk versoepeld. Dat lijkt mooi maar heeft ook zo haar schaduwkanten: dergelijke faciliteiten drukken bestaande ondernemingen gemakkelijk weg. En dat is in zo’n kleine gemeenschap al snel erg ingrijpend, vooral maatschappelijk en sociaal. Het is dan ook de vraag of dit wel zo goed is doordacht.
Wat wel goed is doordacht, is dat beleggingsvennootschappen niet kunnen profiteren van het ontbreken van winstbelasting. Zou dat anders zijn, dan zou een ware stroom van beleggingsvennootschappen op de BES binnenkomen - kapitaal is nu eenmaal vluchtig - en dat is niet de bedoeling. Om dit te voorkomen worden beleggingsvennootschappen via een ingenieus fiscaal systeem onderworpen aan de Nederlandse vennootschapsbelasting. Zo pikken we in Nederland ook nog een graantje mee of wellicht af van de BES.
Zijn de BES nu erg gebaat bij deze bijzondere fiscale opzet zonder winstbelasting? Dat valt maar zeer te betwijfelen. Immers, andere landen zullen met name vanwege het ontbreken van een winstbelasting niet snel belastingverdragen willen sluiten met de BES, terwijl de Nederlandse belastingverdragen niet op de BES van toepassing zijn. Dat zal ook in de toekomst niet anders worden. Eigen belastingverdragen hebben de BES - op een na: met Noorwegen - ook niet. Voor internationale investeringen zijn belastingverdragen echter onontbeerlijk. Het zou dan ook wel eens zo kunnen zijn dat men beter wel een winstbelasting had kunnen invoeren maar dan naar een gematigd tarief van bijvoorbeeld 10 procent. Dan zouden verdragen veel sneller tot stand kunnen komen en dat is voor investeerders een groot goed. Een van de redenen waarom Nederland bij buitenlandse investeerders populair is, betreft het grote aantal verdragen: bijna 90. Nederland gunt zich dat zelf blijkbaar wel maar de BES schijnbaar niet. Is hier sprake van modern - fiscaal - kolonialisme?

Kavelaars
Peter Kavelaars is sinds 1996 hoogleraar Fiscale Economie aan de Erasmus School of Economics. Ook is hij sinds 1989 directeur Wetenschappelijk Bureau bij Deloitte Belastingadviseurs te Rotterdam. Vanaf 1997 is hij tevens vennoot. Voor die tijd was hij hoogleraar Belastingrecht aan de Universiteit Leiden, werkte hij als wetenschappelijk medewerker bij het Fiscaal Economisch Instituut van de Erasmus Universiteit Rotterdam en was hij als Inspecteur van ‘s Rijksbelastingdienst gedetacheerd bij de vakgroep Openbare Financiën en Belastingrecht aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Zijn nevenactiviteiten zijn onder andere: hoofdredacteur Pensioenbrief, hoofdredacteur Fiscaal Zakboek en redacteur Pensioen & Praktijk. Kavelaars is tevens (mede-)eindredacteur en (mede-)auteur van een aantal boeken.