Het is nu al maanden dat ik me erger aan de ‘modus operandi’ van de Stichting Schoon Milieu op Curaçao (Smoc), met name aan de voorzitter Peter van Leeuwen. Door zijn ongenuanceerde en zeer sterk egoïstische benadering om te komen tot onherroepelijke sluiting van de Isla-raffinaderij op Curaçao, misbruikt hij, om zijn doel (verborgen agenda) te bereiken.
Er is inderdaad sprake van irritante stankoverlast waar scholieren en omwonenden in de buurt van Habaai mee te maken hebben. Steeds weer probeert Van Leeuwen samen met de rest van zijn bestuur, de rechterlijke macht (godzijdank betreft het hier een onafhankelijk instituut) zijn mening en opinie op te dringen, met als doel de sluiting van de Isla-raffinaderij op korte termijn te realiseren.
Een ieder op het eiland is zich ervan bewust dat de raffinaderij in slechte staat van onderhoud verkeert en een ieder weet ook dat de multinational Shell, al jaren vóór het geplande vertrek van het eiland, niet meer geïnvesteerd heeft in genoemde raffinaderij.
Met het vertrek van de Shell, trouwens een voorval dat op een zeer onverantwoordelijke manier plaatsvond, zonder destijds rekening te houden met de negatieve economische impact en met achterlating van grootschalige milieuverontreiniging zowel boven (zie het gebied rond Velt Salú - Habaai) als onder de grond, kwam Curaçao letterlijk en figuurlijk in het donker te staan. De economische activiteiten op het eiland gingen direct met circa 30 procent achteruit (onder andere door een ‘down fall’ van de economie en sluiting van gerelateerde bedrijven); dankzij de op dat moment nog levendige financiële sector, met name de offshore sector, dat Curaçao het hoofd boven water heeft weten te houden en met volle verwachting uitkeek naar de dag dat er weer bedrijvigheid kwam op de raffinaderij.
Een gedwongen sluiting van de Isla-raffinaderij op dit moment, zonder gedegen afweging van de economische impact, maakt Curaçao weer des temeer afhankelijk van Nederland, iets wat blijkbaar meneer Van Leeuwen cs. beoogt. Niettegenstaande genoemde feiten, is het onacceptabel dat PdVSA ons milieu blijft vervuilen, reden waarom de regering PdVSA op een indringende en serieuze manier op haar verantwoordelijkheid moet blijven wijzen, dit ten aanzien van haar bedrijfsvoering op Curaçao; desnoods moet de regering overgaan tot het direct opleggen van boetes bij elke bewezen misstap hunnerzijds.
Genoemde taak is weggelegd voor de regering en niet voor Smoc, zijnde een stichting, met duidelijk een verborgen agenda, die aanstuurt op de definitieve sluiting van de raffinaderij. Smoc zegt op te komen voor de omwonenden van Habaai, Santa Helena, Wishi en Marchena. Wel, de doorsnee buurtbewoner kent de leden van Smoc helemaal niet eens, althans dat heeft navraag uitgewezen. Smoc kan wel gemist worden.
De voorzitter van Smoc, hoewel vele jaren woonachtig op Curaçao, heeft niet eens de moeite genomen om Papiaments te leren om zich daarin normaal te kunnen uitdrukken en te communiceren; maar hij zegt wel op te komen voor de bewoners van genoemde buurten. Nee, hij komt op voor zijn eigen belangen en die van Smoc. Geen integratie dus, wat getuigt van zeer weinig respect.
Tezamen met anderen en natuurlijk ook met de medewerking van bepaalde figuren (al dan niet in de politiek) in Nederland, willen zij ‘coûte que coûte’ de sluiting van de Isla-raffinaderij bewerkstelligen, om zo te zijner tijd de eigen agenda een kans te geven. Dus het moet duidelijk zijn voor Smoc: de toekomst van de raffinaderij op Curaçao is in handen van de regering en de bevolking en zeker niet in handen van Smoc of in handen van Nederland.
Humphrey Josefa, Curaçao
Ondergetekende heeft op geen enkele manier een band of relatie met PdVSA.