In 2009 reed ik ter hoogte van Gaito op de secundaire weg die parallel loopt met de Schottegatweg. Voor mij reed een zware, met aarde beladen, vrachtwagen. Alvorens de wagen de Schottegatweg naar links inreed, draaiden de achterwielen een enorme kuil in het asfalt. Dat gat zit er nog in. Dat was mijn eerste confrontatie met de bouw van ‘het monster van Gaito’. Dagelijks rijd ik langs het bouwproject. Er stroomde maandenlang regenwater, dat uit de kelder gepompt werd, en er ligt ook bouwmateriaal op straat.
Het bevreemdde mij dat, zoals gebruikelijk, er geen enkele aanduiding is van wat er wordt gebouwd, wie de opdrachtgever is, wie de uitvoerder, enz. De omgeving bleef in het ongewisse. Er hing een minuscuul briefje aan de bouwschutting. Dus stap ik uit mijn auto en met de loep erbij kon ik lezen dat het een soort bouwvergunning moest voorstellen, die later weer was weggehaald of ten minste uit het zicht is gehaald.
Nu is mijn straat al sinds 1945 niet meer geasfalteerd. De kleinbedrijfjes stofferen nu de straat met hun geparkeerde auto’s. Van een woonbuurt is steeds minder sprake. En nu dit monster vlak voor mijn deur. Er zijn mensen die al verhuisd zijn. De brutaliteit van het grote geld dat laat zien dat zij hoog boven je uit kunnen torenen en recht in je privéleven kunnen kijken.
Vertrappend het fatsoen, de normen en het respect van hen die straks hun huis niet meer kunnen verkopen vanwege de overlast. De toch al slechte bestrating, het verloederen van een ooit nette buurt door toezeggingen van hogerhand, geeft mij een gevoel van onmacht en demotivatie om nog een goede meewerkende burger te willen zijn. Want wat je aanvoert daar, er wordt toch niet naar geluisterd. Wat verwacht je met zulk een voorbeeld van de bevolking? Hoe voed je je kinderen op en hoe ga je om met het knagende gevoel van onmacht tegen zoveel machtsvertoon.
Martie Genger, buurtbewoner Gaito, Curaçao