De Tweede Kamer van Nederland heeft een motie aangenomen van de VVD over een toelatings- en terugkeerregeling voor Antillianen op basis van het principe van ‘wederkerigheid’. Dat wil zeggen dat ook de Antillen Nederlandse criminelen kan uitzetten naar Nederland.
Deze motie, die door een volgend kabinet moet worden ingediend en die ongetwijfeld getoetst zal worden aan de Grondwet, komt niet zomaar uit de lucht vallen. Al meer dan 15 jaar is er sprake van ernstige delicten die door een deel van de Antilliaanse gemeenschap in Nederland, tot groot verdriet en intense afschuw van de geïntegreerde, beschaafde Antillianen, wordt bedreven.
Omdat het ‘Antilliaanse’ geweld de laatste tijd aanzienlijk is toegenomen lijkt dan ook de noodzaak om dit criminele tij drastisch te keren alleen maar meer toegenomen. Antilliaanse belangenorganisaties in Nederland als OCaN, MAAPP, PPAAA en VAN hebben hun afschuw van deze criminaliteit duidelijk laten blijken en een beroep gedaan op de Antilliaanse vaders en moeders een statement te maken tegen dit criminele geweld.
Dat is allemaal goed bedoeld, maar dit zal weinig zoden aan de dijk zetten. Het is geen eenvoudige zaak. Natuurlijk is het zinvol om een statement te maken en aansluiting te zoeken bij Antilliaanse initiatieven om het probleem van de criminaliteit te lijf te gaan -  zoals het project van de heer Brian Candelaria - maar veel kans van slagen heeft dat allemaal niet. Deze mening komt niet voort uit een bevooroordeeld negatief denken van mijn kant, maar drukt mijn grote twijfel uit aan de mogelijkheid tot verbetering van hele of halve Antilliaanse criminelen, wat de oorzaken van hun crimineel gedrag ook mogen zijn.
Deze Antilliaanse criminele ‘jongeren’ hebben totaal geen aansluiting bij de Nederlandse maatschappij en zijn niet van plan door gewone arbeid in hun levensonderhoud te voorzien. De kloof tussen de Nederlandse maatschappij en die Antilliaanse jongeren zal blijven bestaan omdat deze jongeren niet van plan zijn op een fatsoenlijke manier in de Nederlandse maatschappij te integreren en ook omdat de gemiddelde Nederlander niets van hun achtergrond begrijpt en hun taal niet verstaat.
Het is overigens de vraag of je dat kan verwachten van een gemiddelde Nederlander die zelden iets positiefs in de kranten leest over de Antillianen of de Antillen. Nederlandse kranten interesseren zich nauwelijks of niet voor de Antillen. Dat is altijd al zo geweest. Schande, maar dit terzijde.
Ik neig er daarom toe om te denken dat het beter is om dat soort foute Antillianen op te laten vangen door Antillianen op de Antillen zelf. Daar begrijpt men immers wèl hoe deze criminelen in elkaar zitten en wat de oorzaken zijn van hun marginaliteit. Daarbij zouden de Antilliaanse maatschappelijke werkers en hulpverleners veel professionele en financiële steun moeten krijgen vanuit Nederland.
Die welhaast onbemiddelbare Antilliaanse criminele jongeren zijn natuurlijk Nederlanders, maar het is niet redelijk om het Nederlanderschap van deze groep als argument te gebruiken om een terugstuurregeling te blokkeren.
Verschillende Antilliaanse vrienden van mij die op Curaçao wonen en die echt hun steentje hebben bijgedragen aan de Antilliaanse maatschappij, zijn óók meer dan beu van dat soort hele en halve criminele jongeren op Curaçao. Ze zijn maar al te blij dat die criminelen naar Nederland gaan. Omdat ze mijn goede bedoelingen en discretie kennen en mij hun echte mening toevertrouwen bereiken mij opmerkingen als ‘Hoe meer van dat tuig naar Nederland gaat hoe liever het ons is’.
In dat licht is het alleszins te begrijpen dat Nederland dat ‘tuig’ op een of andere manier probeert kwijt te raken. Nederland is geen afvoerput voor Antilliaanse criminelen. De Antillen, op hun beurt, zijn geen afvoerput voor Nederlandse criminelen.

Fred de Haas, Nederland