Op 18 april 1947 arriveert Dòktor in Nederland als eerste Vertegenwoordiger.

Dit jaar herdenken wij dat Curaçao 70 jaar geleden voor het eerst een eigen vertegenwoordiger in Den Haag, de voorloper van de huidige positie van Gevolmachtigde minister, kreeg.
De Staten van Curaçao hebben na de Tweede Wereldoorlog herhaaldelijk het verlangen geuit voor een eigen vertegenwoordiging in Den Haag om de banden tussen Curaçao en Nederland aan te halen. Het belangrijkste struikelblok om dit te realiseren was het feit dat het contact tussen het bestuur in Nederland en Curaçao tot op dat moment altijd plaatsvond via de gouverneur van Curaçao. Vele vragen rezen dus; van diepe, staatsrechtelijke kwesties tot de juiste titulatuur van de nieuwe functionaris: Gezant? Afgevaardigde? Of Excellentie?
Na uitvoerige bespreking tussen december 1946 en maart 1947 over de positie van de vertegenwoordiger, besloot gouverneur Kasteel mr. dr. Moises Frumencio da Costa Gomez, Statenlid van de Curaçaosche Roomsch Katholieke Partij te benoemen om Curaçao in Nederland te vertegenwoordigen. Volgens de notulen van de vergadering van de Staten op 24 januari 1947, werd besloten dat van de drie kandidaten (Da Costa Gomez, Kwartsz en Statius Muller), Da Costa Gomez ‘[..] den besten persoon dien wij ons kunnen voorstellen om ons te vertegenwoordigen’ was. Volgens het ANP arriveerde dr. M. F. da Costa Gomez met zijn gezin op vrijdag 18 april 1947 met de Noordam. De heer Da Costa Gomez verklaarde tegenover de Nederlandse pers dat men in Curaçao zeer ongeduldig was ten aanzien van de aan te brengen staatkundige hervormingen. Hij uitte de hoop als vertegenwoordiger van Curaçao zijn bijdrage te leveren. Hiermee was tevens het giswerk over zijn titulatuur verdwenen. Zowel op de zes eilanden als in Nederland werd hij als zodanig genoemd, de Vertegenwoordiger van Curaçao. De duidelijkheid omtrent zijn titulatuur verschafte echter geen helderheid over zijn positie, staatsrechtelijk gezien. Dr. M. F. da Costa Gomez neemt zijn ontslag als zodanig aangezien hij volgens de Surinaamse krant de Waarheid van 1 juni 1948 van oordeel is dat de nieuwe wet op de staatsregeling van Curaçao niet duidelijk inhoudt dat zijn post als vertegenwoordiger op de bestaande voet kan worden gehandhaafd. Dr. Da Costa Gomez heeft in twee telegrammen zijn ontslag als zodanig toegelicht. In het eerste telegram aan de gouverneur wees hij erop, dat hij deze functie niet meer nodig achtte in de nieuwe structuur. In het tweede telegram aan de Staten bracht hij zijn dank uit voor het in hem gestelde vertrouwen, maar weigerde toch ‘beleefd’ deze kandidatuur wegens gemis aan medewerking in het belang van de constructieve opbouw van Curaçao, die naar zijn mening was vertraagd wegens gebrek aan tijdige voorlichting door toedoen van de Curaçaose autoriteiten. Achter deze diplomatieke taal schuilde echter Da Costa Gomez’ diepe zorg dat de Democratische Partij van Curaçao de verwezenlijking van de autonomie aan het dwarsbomen en vertragen was. Eerder in eind november 1947 ging Da Costa Gomez reeds hals over kop naar Willemstad om door het aanwenden van zijn persoonlijke invloed de moeilijkheden en oppositie tegen de Ronde Tafelconferentie te overwinnen. Hij vond dat de verwezenlijking van zijn levenswerk, de autonomie, beter gediend zou zijn indien hij in Willemstad was. Da Costa Gomez vertrekt op 17 juni 1948 uit Nederland op weg naar Curaçao. Eenmaal op Curaçao licht hij zijn beslissing als volgt toe tegenover Het Algemeen Dagblad van 21 juni 1948: ,,Om vruchtbaarder werk in Curaçao te kunnen verrichten, heb ik gemeend mijn mandaat ter beschikking te moeten stellen. De ervaring immers heeft geleerd, dat schriftelijke gedachtewisseling inzake fijne nuances der wetgeving doorgaans tot misverstand aanleiding geven. Daar ik van mening ben, dat rustige besprekingen, in het belang van Curaçao geacht moeten worden, heb ik gemeend ontslag te moeten nemen, daar mijn betrekking daarvoor geen belemmering mag zijn.”
De heer Michael ‘Maike’ Gorsira, voorheen hoofdinspecteur van politie wordt later benoemd tot Vertegenwoordiger van Curaçao in Nederland in de plaats van mr. dr. Da Costa Gomez. Hij vertrok op 3 december 1948 naar Nederland om in zijn nieuwe functie werkzaam te zijn. Reeds in 1949 moet Gorsira plaatsmaken voor een nieuwe vertegenwoordiger, de heer Matthias Bartels Daal. Gorsira werd in de eerste helft van 1949 kandidaat gesteld door de oppositie en Bartels Daal door de coalitie. Nadat de stemmen tot tweemaal toe gestaakt hadden, besliste het lot. De heer Bartels Daal was hoofd van het bevolkingsbureau op Curaçao.
Alex D. Rosaria
Curaçao

ADBrief 800